Gevleugelde wonderen van houtsnijkunst

In de St.-Nicolaïkirche in Kalkar vindt op kerstavond een vast ritueel plaats: een priester sluit op het koor de enorme zijvleugels van het beroemde 16de eeuwse hoogaltaar, zodat de beschilderde panelen aan de buitenkant zichtbaar worden. Daarop voltrekt zich het blijde verhaal van de verkondiging, de geboorte, de jeugd en de openbare jaren van Christus, geschilderd door de meesterhand van Jan Joest (1508).

nikolaikirche

Het hoogaltaar vormt maar een onderdeel van de kunstschatten in de kerk van het bescheiden stadje, dat even over de Duitse grens ligt. Drie jaar lang was de St.-Nicolaïkirche wegens restauratie gesloten. Een jaar geleden werd hij heropend en schijnt het licht opnieuw over de retabels, die als door een wonder de beeldenstorm overleefden.

In het Nieuwe Testament staat bij Johannes 11, 1:44 het huiveringwekkende verhaal over Lazarus, die al drie dagen in zijn graf lag maar door Jezus tot leven werd gewekt. De gebeurtenis speelde zich af in Betanië, niet ver van Jeruzalem. Toen Jan Joest uit Wesel dit tafereel in 1508 op de buitenkant van de zijvleugels van het hoogaltaar schilderde, verplaatste hij het voor het gemak van de gelovigen naar Kalkar in zijn eigen tijd en gebruikte zijn opdrachtgevers, de leden van de Onze Lieve Vrouwe broederschap, als modellen. We zien Jezus in een bruin overkleed aan de rand van de Markt staan. Achter hem is het trotse, laat gotische stadhuis van de stad herkenbaar, de gasthuiskerk en de Hanselaerer Tor. De burgers, stuk voor stuk rijk uitgedost met zwierige hoeden en bonnetten, bontkragen en fraaie laarzen, wenden zich walgend met een doek tegen de neus af. Zelfs een zuster van de dode Lazarus waarschuwt Jezus in het evangelie: 'Here, er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag.'

Op de tijd en plaats van handeling na, heeft de schilder zich nauwgezet aan de Bijbeltekst gehouden: de gestorvene komt overeind, de voeten en handen gebonden en een zweetdoek om het gelaat. De blik die hij op zijn Redder werpt en de uitdrukking in de ogen van Jezus illustreren meesterlijk diens woorden: 'Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven. En een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.'

Tot het feest van Maria Lichtmis op 2 februari is dit tafereel op de buitenkant van het rechter zijluik te zien. Dan worden de zijvleugels geopend zodat het houtsnijwerk van de altaarschrijn weer zichtbaar zal zijn tot kerstavond van het volgend jaar.

De huidige St. Nicolaïkerk van Kalkar is in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd op de resten van zijn romaanse en gotische voorganger. Toen Kalkar dankzij de bloeiende wolweverijen tot welstand kwam, lieten de gilden en broederschappen hun eigen altaren in kapellen en tegen pilaren oprichten. Tot het begin van de 19de eeuw stonden er in de St. Nicolaïkerk nog minstens vijftien van deze altaren of retabels, alle voorzien van een overvloed aan eikenhouten beeldverhalen, heiligenlevens en beschilderde panelen uit de late middeleeuwen en renaissance. Door de Franse bezetting had het kerkgebouw zwaar te lijden gehad en de pastoor zag zich in 1818 genoodzaakt een deel van zijn kerkschatten te verkopen. Van de opbrengst kon hij het kerkgebouw laten repareren om de rest van de retabels een veilig onderdak te garanderen. De negen uitverkoren altaren zijn zo verbluffend van schoonheid en zo rijk aan handgesneden details dat één bezoek aan de kerk te weinig is om alles goed in je op te nemen. De reusachtige altaarschrijn op het hoofdaltaar spant wat omvang en detaillering betreft de kroon. Er zijn volgens telling 208 figuren uitgesneden. De moeizame ontstaansgeschiedenis is dankzij archiefstukken te reconstrueren. In 1490 besloot de OLV broederschap op het hoogkoor een groot retabel op te richten. Men ging niet over één nacht ijs. Een commissie bestaande uit de burgemeester, de pastoor en de provisor van de broederschap moesten gezamenlijk een geschikt beeldsnijder kiezen. Er werden retabels in Utrecht, 's-Hertogenbsoch, Wesel, Zutphen en Deventer bekeken. Uiteindelijk kreeg Meester Arnt van Zwolle de opdracht. Terwijl in Kalkar alvast de altaarkist met de zijluiken werd getimmerd, maakte Meester Arnt een passend ontwerp voor de altaarschrijn. De broederschap liet eikenbomen in het Kleefse woud kappen en het hout werd volgens een beproefde methode drie maanden lang in het zeewater gelegd om het te impregneren en latere barsten of besmetting met houtworm te voorkomen. Het is een procédé dat nog altijd werkt; geen van de altaarschrijnen heeft in de afgelopen vijf eeuwen last van splijten of de gevreesde houtworm gehad. Meester Arnt ging te Zwolle aan de slag. Af en toe reisde een delegatie van de kerk naar de werkplaats om te vorderingen te bekijken. In januari 1492 werd de OLV broederschap opgeschrikt door het droevige bericht dat Meester Arnt was overleden. Men zond meteen een lid naar Zwolle om de onvoltooide altaarschrijn op te halen en over Ijssel en Rijn naar Kalkar te transporteren. Toen de broederschap de schoonheid van de sculpturen van Meester Arnt zag, begreep iedereen hoe moeilijk het zou zijn een even begenadigd beeldsnijder te vinden die in staat was dit werk aan de hand van de ontwerptekeningen af te maken. De één na de ander trok zich terug totdat, zes jaar later, Jan van Halderen - die als leerling in de werkplaats van Meester Arnt had gewerkt - het er op waagde. Hij schiep de intocht van Jezus in Jeruzalem en het Laatste Avondmaal voor de onderkant van de altaarschrijn, de predella. Maar Jezus blijkt op een veel te grote ezel te zitten en Hij heeft nauwelijks een onderlijf. Ook de uitbeelding van het Laatste Avondmaal viel niet in de smaak. 'Eén van de discipelen , dien Jezus liefhad, lag aan de boezem van Jezus..' staat bij Johannes 13, 23. Maar bij Van Halderen ligt Johannes bij Jezus met zijn ellebogen op tafel te slapen en wat erger is: op de schotel voor hen ligt geen avondmaalsbrood maar een vette ham. Dat deed de deur dicht. Jan van Halderen kreeg zijn ontslag. De uit Marburg afkomstige Ludwig Jupan voerde nu een geslaagde proefopdracht uit. Met zijn medewerkers voltooide hij in twee jaar tijd onder het toeziend oog de altaarschrijn. Deskundigen hebben thans de grootste moeite om vast te stellen wat het werk is van Meester Arnt en waar Meester Ludwig de figuren heeft gesneden. Iedereen is het er over eens dat de voetwassing rechts op de predella door de meesterhand van Arnt uit Zwolle is gemaakt. Het tafereel is één al levendigheid en getuigt van gevoel en vakmanschap. Petrus zit met zijn ene voet in het water en steunt met de andere op de rand van het teiltje. Heel mooi is het afwerende gebaar dat hij tegen de nederig geknielde Christus maakt. Achter hem, dieper in het houtblok gesneden, staat de avondmaalstafel met de overige apostelen die ook verontwaardigd reageren op het onderdanig gedrag van hun Heer. De beeldsnijder werkte in een houtblok van 50 tot 70 cm dikte. Het is bewonderenswaardig hoe hij er in slaagde met beitel en hamer de diep gelegen achtergrond met kruisgewelven fijn uit te snijden zonder de grotere figuren op de voorgrond daarbij te beschadigen. Toch beschouwden de beeldsnijders zich als gewone ambachtslieden, die veel minder verdienden dan bijvoorbeeld de schilders en de vergulders.

Waarschijnlijk was het oorspronkelijk de bedoeling de altaarschrijn in bonte kleuren te beschilderen. Maar toen het werk na ruim tien jaar was voltooid, had men daarvoor geen geld meer. Het kan ook zijn dat de schoonheid van het blanke hout de meerderheid bekoorde. Dat kwam de schilder Jan Joest, die in 1508 begon aan de beschilderingen van de zijvleugels, zeker goed van pas. Juist het contrast tussen het druk bewerkte hout en de stralende kleurvlakken op de panelen versterkt de pracht van het totale retabel.

De kerk is gewijd aan de patroonheilige van de kooplieden: St. Nicolaas wiens feestdag op 5 december door al dan niet gelovigen uitbundig wordt gevierd. Een van zijn beeltenissen, die in 1470/80 door een anoniem meester werd uitgesneden, staat rechts van het hoofdaltaar. Wie veel vaker in de St. Nicolaïkirche werd afgebeeld - zoals gebruikelijk in roomse kerken - was de moeder van Jezus: Maria. Jan Joest gebruikte voor de beschilderde zijvleugels van het hoofdaltaar steeds hetzelfde model. Lieftallig knielt ze neer voor haar pasgeboren Zoon, die overstraalt door een goddelijk licht in de plooien van haar blauwe gewaad ligt. Dit kersttafereel is één en al geluk: Jezus, Maria, het middelste engeltje en zelfs de strenge Jozef lachen.

Maria vormt ook het middelpunt van de reusachtige, zesarmige kaarsenluchter die in het middenschip onder de met bloemen beschilderde gewelven hangt. Bijna alle grote houtsnijders die in de kerk werkten, hebben in verschillende tijden een bijdrage geleverd aan haar schoonheid. Hendrik Bernts uit Wesel had juist het machtige koorgestoelte voltooid toen hij in 1508 begon aan de Marialuchter. Na diens dood heeft Kerstken von Ringenberg het werk voltooid. Tussen 1528 en 1580 bleven de kunstenaars Henrik Douverman en Arnt van Tricht de luchter restaureren en moderniseren. De Madonna die uitziet op het hoogaltaar is in sobere, oorspronkelijke vorm bewaard gebleven. Ze staat op een sokkel ruggelings tegen de tweede Madonna, die het kerkschip in kijkt en met haar weelderige haarlokken mee ging met de mode van haar tijd. Het kunstwerk is een combinatie van siersmeedwerk en houtsnijwerk. Door er een paar keer omheen te lopen worden de details in alle virtuositeit zichtbaar: aan de onderkant wortelt de boom van Jesse waaruit Maria - bovenaan - voortspruit.

Deze boom van Jesse - ofwel de stamboom van Maria - is ook uitgebeeld op het Zeven Smartenaltaar, dat vanaf 1518 door Henrik Douverman werd gemaakt. Als de gidsen van de St. Nicolaïkirche hun zaklantaarns op de predella richten, openbaart zich diens meesterschap: temidden van sierlijke wortels en bladpatronen komen de karaktervolle gestalten van David met zijn harp en de slapende Jesse naar voren. Vol spanning en afwisseling slingeren de twijgen zich met hun telgen om de altaarschrijn opwaarts waar de Moeder van God gekroond wordt tot Koningin van de Hemel. Het centrale beeldverhaal vormt door alle eeuwen heen een troost voor moeders, die ongerust zijn of lijden onder het verdriet van hun kind. In zeven taferelen heeft Douverman de beproevingen van Maria in eikenhout uitgesneden.

Op het tegen een pilaar geplaatste Maria altaar worden blijde gebeurtenissen uit het leven van Maria uitgebeeld. Je staat hier zo dicht bij de altaarschrijn, dat je onbeschaamd in het kamertje van Maria kunt kijken. Ze zit voor haar bed naast een kast te lezen als ze opgeschrikt wordt door een engel. Hoewel het reliëf niet zo diep is uitgesneden als op het hoogaltaar is de kunstenaar Ludwig Jupan er in geslaagd een mooi perspectief te scheppen: zo knielen de Driekoningen voor Maria en haar Kind in een bakstenen kerststalletje terwijl Jozef op de achtergrond over een muurtje hangt om hun geschenken te bewonderen.

Maria wordt in schoonheid en verleidelijkheid alleen overtroffen door Maria Magdalena, de van oorsprong zondige vrouw uit het evangelie. Ze staat centraal in het Drievuldigheidsaltaar en is in het Duitse stadje bekend als das schönste Mädchen von Kalkar. Ze draagt de elegante hofdracht en het haar op het ronde voorhoofd is volgens de mode hoog weggeschoren. Ze glimlacht geheimzinnig met de zalfpot in haar hand.
Het was voor de kerk van Kalkar makkelijk geweest om in Antwerpen kant en klare retabels te bestellen, die daar in de 16de eeuw in series werden vervaardigd. Maar men gaf de voorkeur aan ambachtslieden uit het gebied van de Nederrijn. Tijdens het werk konden ze hen op de vingers tikken. Dat ze ook uitblonken in polychrome figuren is te zien op het St. Jorisaltaar waar de held in bonte kleuren de draak doodt en de koningsdochter Aja redt.

nicolaas

Ook het heilige duo Crispinus en Crispinianus, schuitspatronen der schoenmakers, staan er gekleurd en verguld bij. Het wordt in Kalkar spoedig duidelijk dat alle eikenhouten, stenen en geschilderde figuren uit de kerk bijna als levende medeburgers van het stadje worden beschouwd. Sint Rochus, die de burgers eeuwenlang beschermde tegen de pest, wordt op de derde zondag van augustus nog altijd in processie rondgedragen.

Sint Jacobus, die in de eerste helft van de 16de eeuw op zijn altaar werd afgebeeld, geniet grotere voorrechten. Als de 27ste juli, zijn feestdag, op een zondag valt - hetgeen in 1993 het laatst voorkwam - wordt hij in een klimatologisch beheerste kist gepakt en vliegt in een Boeing naar Santiago de Compostela in Spanje, waar de echte H. Jacobus zijn graf gevonden heeft. Daar mag hij drie maanden logeren voor hij in zijn kist wordt teruggebracht naar het altaar in Kalkar.

De kerk is vol historische verhalen en legenden. Ook Cornelis Bam Brouwer, de katholieke burgemeester van Amsterdam, speelt een rol in Kalkar. Bij de alteratie van Amsterdam in 1578 stond hij voor de keuze: zich bekeren tot het gereformeerde geloof of zijn ambt neerleggen en vertrekken. Hij koos voor het laatste en trok met zijn rijke bezittingen naar Kalkar waar hij in 1592 als geacht weldoener overleed. Hij is met zijn vrouw, zijn dochter, vier zonen en enkele jong overleden kinderen te zien op een epitaaf dat toegeschreven wordt aan Pieter Pietersz Aerts. Boven het familiegraf hangt een prachtig albasten huisaltaartje afkomstig van de tante van de overledene. Ze is in gezelschap van haar man Sybrant Occo geschilderd door Dirck Jaconbz. De zilveren 18 pond wegende monstrans uit de Oude Kerk van Amsterdam werd door Bam Brouwer aan de St.-Nicolaïkerk geschonken.

Aandoenlijke uitingen van primitief volksgeloof vormen de z.g. besloten hofjes, die zich in sommige predella's bevinden. Ze werden oorspronkelijk gemaakt door Mechelse begijnen maar hun kunst is overgenomen door de kunstenaars uit het gebied van de Nederrijn. De besloten hofjes bestaan uit glazen kastjes waarin kleine tuinen zijn gecreëerd met gedroogde bloemen, struiken, bomen en aangeklede figuurtjes. Op het Drievuldigheidsaltaar zijn er drie te zien: links spreekt Jezus, gekleed als tuinman, de H. Maria Magdalena aan bij het lege graf, in het midden zit Maria en rechts de H. Agnes. Het meest rechtse besloten hofje van het Johannesaltaar spreekt sterk tot de verbeelding: daar zit Jacob in zijn hofje te kijken naar een ladder die rechstreeks naar de hemel voert. Bij een rondgang door de kerk treedt er vaker het gevoel op dat het hemelse hier in rechtstreekse verbinding met het aardse staat.

 

Copyright Thera Coppens

De St.-Nicolaïkirche ligt in het centrum van Kalkar. Volg vanuit Nederland de snelweg Arnhem/Oberhausen, neem afslag Rees en volg richting Gogh. U rijdt dan over de Via Romana naar Kalkar. U kunt ook over Emmerich en Kleve naar Kalkar rijden.

De kerk is in de wintertijd (1-11 tot 31-3) geopend van zondag tot vrijdag van 14.00-17.00 uur en op zaterdag van 14.00 tot 16.00 uur (24 december en in de week voor Goede Vrijdag gesloten). Zomertijd (1-4 tot tot 31-10) van maandag - zaterdag 10.00-12.00 uur en van 14.00 uur tot 18.00 uur (op zaterdag maar tot 16.00 uur) en op zondag van 14.00-18.00 uur. Inlichtingen: Katholisches Pfarramt St. Nicolaïkirche: 0049 2824 2380.