De juwelenhistoricus Klaas Martijn Akkerman:

'Het gaat me om de verhalen achter het juweel' 

Er vallen drie druppelvormige parels op de borst van Anna van Egmond gravin van Buren. Ze zijn grijzig vergeleken bij de blanke parels op haar japon. De rijke erfdochter op het portret trouwde in 1551 met de jonge prins Willem van Oranje. De waarde van de juwelenpracht op haar borst, om haar hals en op het haar moet dan ook duizelingwekkend zijn geweest.

annavaneg

Haar zwartfluwelen japon is bovendien bestikt met in goud gevatte parels. Alleen al op haar borstportret tel ik er twintig. En dat ging door tot de zoom van haar jurk. Aan voor- en achterkant. Hoeveel parels waren daarvoor nodig? Stel dat ze ergens aan bleef haken en er een paar verloor... Het zijn vragen die me bij het schrijven van mijn historische boeken al meer dan dertig jaar bezig houden.

Ik verheug me er op een man te ontmoeten die sinds zijn kindertijd met dezelfde vragen rondliep, dezelfde passie heeft voor juwelen op historische portretten. Hij maakte er een levensopdracht van antwoorden te vinden op die vragen en hij werd de eerste juwelenhistoricus van ons land: Klaas Martijn Akkerman. Er zijn in Nederland en België maar weinig mensen die hem nooit hebben gezien want hij is een vertrouwd medewerker van het populaire TV programma Tussen Kunst en Kitsch.

Als je met hem over juwelen begint te praten glinsteren zijn ogen, zijn spreektempo versnelt en zijn expressieve handen maken gebaren om de fijne vormen van ringen, broches en oorhangers in de lucht aan te geven. Zijn liefde voor juwelen is er altijd geweest maar zijn vroegste duidelijke herinnering dateert van voor zijn achtste jaar: 'Mijn overgrootmoeder van vaderskant overleed en liet een ovale, met diamanten bezette broche na. Mijn vader zei: Dit is een diamanten boot van je overgrootmoeder. Ik vroeg: waarom heet dat boot? Daarop wist hij geen antwoord. Die vraag bleef bij me hangen en ik moest en zou weten wat een boot was.'Het duurde nog een hele tijd voor Klaas Martijn een helder antwoord zou vinden op zijn boot-vraag want in die tijd bestond er nauwelijks belangstelling voor antieke juwelen en de boeken over dit onderwerp waren schaars en duur. Op zijn negende verjaardag ging een grote wens in vervulling: hij kreeg van zijn tante het boek getiteld 'Juwelen en mensen' door M.H. Gans met de veelzeggende ondertitel: 'De geschiedenis van het bijou van 1400 tot 1900 voornamelijk naar Nederlandse bronnen.' Het boek dat in 1961 het licht zag, gaf antwoord op heel veel vragen: eindelijk wist hij waarom zijn oma's broche een 'boot' heette (van het Franse woord boîte), wat een carcant is en een parure. De titel omschreef precies wat hij zocht; het juweel en de mens die het maakte, droeg, liefkoosde en vererfde. Zijn honger naar de schoonheid en kennis was daarmee niet gestild maar werd erdoor gestimuleerd. .


brussel2005 007

Glansrol van de parel

Van hetzelfde boek staat in mijn boekenkast een beduimeld exemplaar want deze standaardstudie over het Nederlandse juweel is weliswaar wat verouderd maar nog altijd niet overtroffen. En op het titelblad pronkt het portret van Anna van Egmond gravin van Buren in haar pareljapon. Zal ik dan eindelijk te weten komen of Anna echte parels op het zwarte fluweel droeg?

'Dat waren niet allemaal echte parels,' antwoordt Klaas Martijn, 'Net als de druppelvormige parel in het oor van het beroemde meisje van Vermeer; zoiets bestond niet. Dat was een nepparel of de schilder heeft hem gefantaseerd. Het gebeurt maar heel zelden dat je een natuurlijke, zuiver ronde parel in een oester vindt. De natuurparel ontstaat doordat er bij toeval een zandkorrel in de oesterschelp terechtkomt. Daaromheen gaat de oester dan een laag parelmoer vormen en ontstaat er een parel, die meestal grillig gevormd is. We noemen dat een barokparel. Tegenwoordig maakt men cultivé parels door de oester te injecteren met een glad, parelmoeren bolletje waardoor er een zuiver ronde parel door de oester omheen wordt gemaakt. Maar die techniek kende men in Anna's tijd nog niet dus de ronde parel bleef uiterst kostbaar en was niet in zulke grote hoeveelheden verkrijgbaar. Ze konden in de zestiende en zeventiende eeuw echter wel mooie nepparels maken. Daar waren twee methodes voor: met was gevulde glazen bolletjes werden aan de binnenzijde bedekt met een substantie die uit vissenschubben was gemaakt en een parelmoeren effect geeft. Of de substantie werd op het oppervlak aangebracht, zoals bij de huidige Majorca-parel. In de loop van de historie schilferde dat natuurlijk wel eens af en dan zie je dat er een gewoon glazen bolletje onder zit.

Hij toont me een paar grote, druppelvormige oorhangers en vertelt: 'Deze mooie nepparels uit de negentiende eeuw zijn helemaal gevormd uit die substantie van visschubben. Als er dus een stukje vanaf breekt, zie je dat het vanbinnen even blank van kleur is als aan de buitenkant.' Natuurlijk betekent dit niet dat alle geportretteerde parels imitaties waren. De snoer van mysterieuze black pearls die koningin Elizabeth Tudor op haar portret draagt zijn - evenals de drie reusachtige robijnen – gegarandeerd echt. Het prachtige collier dat prinses Amalia van Solms ten geschenke kreeg van haar gemaal prins Frederik Hendrik van Oranje-Nassau was eveneens echt en wordt in haar inventaris zorgvuldig omschreven als Een tour van ses en dertich peerlen met een slootjen van negen diamanten. De Oranjeprinses bepaalde in haar testament dat ze altijd in het bezit van haar nakomelingen moesten blijven. 'Het mooie is dat je de Oranjeparels door de hele historie op portretten kunt volgen,' zegt de juwelenhistoricus, 'Koningin Mary Stuart had ze te leen en draagt ze op haar kroningsportret. Toen ze kinderloos stierf kwamen ze weer in het bezit van de kinderen van Amalia's dochter Louis Henriëtte, de stammoeder van de Pruisische koningen.

Zo werden de Oranjeparels generatie na generatie doorgegeven en vernoemd in de inventaris van de laatste Duitse keizer Wilhelm II, die in 1918 abdiceerde. 'Opeens schiet me het verhaal te binnen van de Egyptische koningin Cleopatra, die haar kostbare parelsnoer in een glas wijn oploste. 'Dat is een fabeltje!' lacht Klaas Martijn, 'Hoewel de wijn in de Oudheid meer azijn bevatte kan het niet. Als jongen heb ik eens een proef gedaan parel in de wijn gelegd en er gebeurde niets. Een maand later was het nog steeds een parel. 'Ik vraag me af welke jongen het in zijn hoofd zou halen om een echte parel aan zo'n riskant experiment te wagen. Hoe kwam hij trouwens aan een echte parel?'Uit een blikje,' luidt zijn onverwachtse antwoord, 'Bij de Chinese winkel in de Amsterdamse Damstraat kocht ik in de schoolvakantie van mijn zakgeld een blikje met een oester er in die gegarandeerd een parel bevatte. Als ik thuis kwam in Alkmaar moest ik het van mijn moeder in de tuin openmaken want het stonk verschrikkelijk. Die parels waste ik en legde ze op mijn nachtkastje.'Op zijn zwerftochten door het centrum van Amsterdam legde de middelbare scholier uit Alkmaar een vast traject af: eerst ging hij naar het Waterlooplein op zoek naar schatten, dan naar Rijksmuseum om zich te vergapen aan de portretten van oude meesters. Hij ontdekte dat Rembrandt verzot was op kostbare juwelen en ze geraffineerd schilderde. Daarna liep hij naar het Stedelijk Museum dat toen stijlkamers had waarin zich de bijoux van Mevrouw Willet-Holthuizen bevonden en vervolgens maakte hij een tocht langs de etalages van juweliers- diamantairs als Bonebakker, Citroen en Hamburger. Hij kwam daarbij ook door de P.C. Hooftstraat zonder te durven dromen dat hij daar vele jaren later met Willem Vredevoogd in een juwelenzaak zijn bestemming zou vinden.Na de Alkmaarse middelbare school wist Klaas Martijn maar één ding: hij wilde in de antieke juwelen. Daar bestond in die tijd geen opleiding voor en het interesseerde maar weinig mensen. Hij volgde toen onder meer een tijd een opleiding aan de school voor edelsmeedkunst in Schoonhoven maar besefte na verloop van tijd dat de beste opleiding de praktijk zelf is; daar deed hij zijn unieke kennis en ervaring op.

Klaas Martijn Akkerman was in zijn element toen hij bij Fabery de Jonge in Apeldoorn stage mocht gaan lopen. Vandaar maakte hij de stap naar Amsterdam en kwam bij Mak van Waay terecht. Honderden juwelen uit velerlei stijlperiodes gingen bij deze veiling door zijn handen. Hij maakte er studies van en begon in binnen- en buitenlandse kunst- en antiekbladen over zijn onderwerp te publiceren. Zo werd hij benaderd door Tussen Kunst en Kitsch om over meegebrachte juwelen te vertellen en ze te taxeren: 'De mensen zijn meestal erg nieuwsgierig naar de waarde maar het gaat mij vooral om het verhaal achter het juweel,' zegt hij over zijn rol in het programma.

Van Art Nouveau naar de Gouden Eeuw

Ik vraag me af of hij in de weelde van bijoux uit allerlei tijdperken en stromingen nog een bepaalde voorliefde had?

klaasakker

'Eind jaren zestig begin zeventig was ik gefascineerd door de Art Nouveau sieraden. En dat is altijd wel zo gebleven. Er waren ontwerpers als René Lalique en Philippe Wolfers die het ontwerp op de eerste plaats stelden en het materiaal minder belangrijk vonden. Behalve edelmetaal gebruikten ze email, ivoor en buffelhoorn. Georges Fouquet ontwierp prachtige bijoux door goudpaillons te versmelten in email waardoor het een stoffig, glinster-effect krijgt. Elizabeth Taylor bezit een Art Nouveau vlinderbroche van vensteremail; een techniek waarbij de email tijdens het ovenproces op mica is geplaatst dat later wordt weggehaald. Je krijgt daardoor een glas-in-lood-effect. Maar de techniek is heel moeilijk; vaak knapt het. Van de Art Nouveau ging ik steeds verder terug in de historie en merkte dat daar mijn grote liefde in de Hollandse Gouden Eeuw ligt.'Op een dag stond hij voor het portret van Maria van Voorst in Kasteel Duivenvoorde en voelde zich aangesproken door haar blik. 'Het was of ze zei: Ga jij nou maar uitzoeken wat ik allemaal op en aan heb!' Klaas Akkerman ontdekte minstens dertien juwelen op het schilderij en hij kon nagaan dat ze niet door de schilder waren geflatteerd of gefantaseerd want ze werden stuk voor stuk genoemd in de inventarislijst van de kasteelvrouwe. Het meest intrigeerde hem wat Maria in het hoog opgemaakte haar draagt; rechts een hagedis van parelmoer aan een gouden kettinkje, links een baechgen of juweel gesierd met een oogje omringd door robijnen en diamanten en onder dit sieraad een gouden haarnaald.

Over dit laatste sieraad was heel weinig bekend. Hij ontdekte dat de haarnaald vrijwel uitsluitend op Hollandse portretten voorkomt. 'De gouden met diamanten versierde haarnaald behoorde ook tot de streeksieraden waarmee mijn overgrootmoeder haar kanten hoofdkap in Noord-Holland tooide,' vertelt Klaas Martijn, 'en ik zag hem onder meer op het portret van Eva Ment, de vrouw van Jan Pietersz. Coen in het Westfries Museum in Hoorn en op portretten in de Cannenburch bij Vaassen. Zo'n haarnaald was geschikt om je even onder het mutsje te krabben. Het was oorspronkelijk een rijgnaald die een goede huisvrouw altijd bij zich moest hebben. In die tijd werd de vrouwenkleding bijeen gehouden door linten en koordjes, haakjes en lusjes want ze hadden nog geen elastiek. Om het lint door de stroeve rokband te laten glijden, kon je het glad maken met een beetje oorsmeer. De haarnaald was daarom aan het eind voorzien van een lepeltje waarmee je in het oor kan peuteren. Soms werd zo'n haarnaald verloren; je leest dan advertenties waarin gevraagd wordt om het terugbezorgen van haarnaalden met initialen of vrome spreuken zoals j'espère au Dieu. Je kon aan de haarnaald zien of het meisje protestants was of katholiek, gehuwd of ongehuwd. Na de huwelijksnacht werd de haarnaald verstoken van links naar rechts of andersom. ' 

De steen der stenen

Na een lang gesprek over goud, platina, zilver en parels hebben we het over de hardste, meest heldere en duurste steen: de diamant. In de juwelenzaak in de P.C. Hooftstraat neemt hij een met zwart fluweel bekleed doosje en toont me bijna eerbiedig een prachtige ring, waarvan de diamanten in de vorm van een bloemenmandje zijn gezet. Ik houd mijn adem in; ondanks het lieflijke motief heeft de kostbare ring iets melancholieks. De schittering is bijna sinister. 'Dat komt omdat de steentjes van deze Hollandse ring op houtskool of beenderas zijn gezet,' legt hij uit, 'In het buitenland wilde men de diamanten zo licht en helder mogelijk laten schitteren. Daarom werd folie als ondergrond gebruikt. De calvinisten vonden dat te frivool en kozen een diepzwarte ondergrond om de schittering te dempen.'Ik vraag me af welke edelsteen zijn speciale liefde heeft en hij antwoordt zonder aarzelen: 'Opaal, een steen die veel in de Art Nouveau is gebruikt. Ik vond het vroeger een kermissteen maar ik ben hem gaan leren waarderen door er goed naar te kijken. Je kunt er zoveel vormen in ontdekken, heel donker met kleine kleurvlekjes, dat is black opal. Bij wateropaal is het net of er olie op het water drijft. Het heeft iets ambivalents, het is spookachtig en dromerig. Ik had eens een wateropaal matrix, die zat nog in het moedergesteente; het was of je een zeegrot inzwom waarin visjes voorbij gleden. Net als bij een maansteen zit er een verhaal in opaal.' Als het waar is dat de ziel van een mens zich spiegelt in zijn favoriete steen, dan heeft Klaas Martijn Akkerman hier een zelfportret geschetst. De gepassioneerde juwelenhistoricus zit vol schitterende verhalen die juwelen en mensen op unieke wijze verbinden.

 

Copyright Thera Coppens

Nouveau april 2006