Hij herkende de kleuren aan hun geur, als een blinde. De dode, zure lucht van het beenderzwart gebruikte hij in de diepste schaduw van de stal. Giftig geel gaf zijn panelen een koninklijke schijn.
De kanunnik bekeek zijn werk op een afstand. Hij had in elk detail rekening gehouden met de wensen van de bisschop, zijn opdrachtgever. Melchior leek sterk op de prelaat, die met zijn gele mouwen het midden van het paneel vulde. Aan zijn gordel hing een blauwe beurs, die bol stond van de goudstukken.

451
Dit schilderij, de Aanbidding van het Goddelijk Kind, zou tijdens de kerstnacht een triomfantelijke plaats innemen op het hoogaltaar van de kathedraal. Ze zouden hem prijzen om zijn meesterschap. Alle elementen van de stal in Bethlehem waren aanwezig: de grazige weiden op de achtergrond, de Drie Wijzen met hun geschenken op de voorgrond, het naakte Christuskind, de os, de ezel en Jozef. Maar toen de blik van de kanunnik omhoog zweefde naar de Heilige Maagd trok hij geërgerd met zijn mondhoeken, begon te staren op de lege plek, die geen vorm wilde krijgen. Hij had haar al drie keer uitgewist om een nieuwe onderschildering te maken. Zo verstreken de weken. Elke poging eindigde in een grijze vlek. Hij gooide zijn penseel in een bak: 'Schoonmaken. Ik stop ermee.'
Anton, zijn leerling, legde met tegenzin zijn palet neer.
Drie jaar geleden was hij als een schuw jongetje aan de hand van zijn moeder de werkplaats van de befaamde schilder binnengebracht. Ze kwamen overeen dat de kanunnik hem zou opleiden tot meester-schilder.
's Morgens vroeg stond hij al aan de wrijfsteen om pigmenten te wrijven. Hij moest de vloer vegen, penselen maken, panelen schuren. 's Avonds haalde hij de haard leeg, hakte hout en stapelde de blokken op naast de stookplaats. Als hij eenmaal op zijn strozak lag, viel hij onmiddellijk in slaap.
Hij verwachtte een goedkeurend woord, dat nooit kwam.
Maanden later mocht hij voor het eerst het penseel opnemen maar dat was alleen om vlakke partijen in te kleuren op de panelen van zijn meester. Het duurde nog een jaar voordat de kanunnik hem opdroeg de rode mantel van Sint Maarten te schilderen.
Tot zijn geluk had de abt van het Onze Lieve Vrouwe-klooster een Sint Joris bij de kanunnik besteld. Omdat de meester helemaal in beslag werd genomen door de Aanbidding voor de bisschop, maakte hij een ondertekening en gebood Anton de rest uit te werken. Behalve het gezicht; dat bleef voorbehouden aan de meester.
De leerling werkte snel; hij had de heilige uitgedost in een harnas. De draak kronkelde levensecht aan zijn voeten. Anton hunkerde ernaar het gezicht zelf te schilderen. Hij wist dat hij Sint Joris een even moordlustige als heilige kop kon geven. Maar toen hij er met de kanunnik over sprak, werd zijn voorstel afgewezen.
Wat verbeeldde hij zich wel? Met zijn achttien jaren moest hij niet denken dat hij zijn meester kon evenaren. Hij moest nog veel oefenen, oefenen en geduld hebben.
De leerling grabbelde de natte penselen bij elkaar om ze schoon te maken.
De kanunnik veegde zijn handen onverschillig af aan een doek en liep het najaarslicht tegemoet dat door de deuropening op de plavuizen viel.
Even buiten de poort van het claustrum werd markt gehouden. In de veelkleurige beweeglijkheid van het tafereel leek hij in zijn grauwe pij op te lossen. Hij liep langs groente en fruit, hoog opgestapelde broden, krijsende biggen en vogels in rieten kooien. Toen een meisje hem passeerde, schuurde ze met de rand van haar mand langs zijn arm. De bliksem sloeg in; een verlammend licht begon in zijn binnenste te gloeien. Vijf passen voor hem liep ze, niet ouder dan vijftien jaar.
Hij had haar nooit in de stad gezien. Haar witte hoofddoek lag geplooid om haar asblonde haar. De bevallige stand van haar hals verstikte hem bijna. Als een slaapwandelaar volgde hij al haar bewegingen; rechtsaf langs de muur van het klooster, buigend over een mand met vis, draaiend om de koopman die glinsterende snuisterijen omhoog hield. Haar huid had de blanke geurigheid van jasmijn en de verheven uitdrukking op haar gezicht deed hem fluisteren: 'Mag ik je wat vragen?'
Met neergeslagen ogen draaide ze zich om en liep snel verder.
'Blijf nou even staan. Ik ben een vermaard schilder. Ik werk voor de bisschop!'
Zijn gezette gestalte in de grauwe pij versperde haar de weg.
Ze keek hem recht in zijn gezicht: 'Ik praat niet met vreemden op straat. En wanneer heb je trouwens voor het laatst je handen gewassen?'
Haar lage stem verraste hem.
'Het is verf,' zei de kanunnik verontschuldigend de vingers van zijn rechterhand naar binnen vouwend: 'Ik werk aan de Aanbidding van het Goddelijk Kind voor de kathedraal. Maar het wil niet lukken. Tenminste, de Goddelijke Moeder wil niet lukken. Ik zoek al heel lang naar het juiste model. En nu ik jou zie.. Je bent de zuivere maagd. Met je mooie gezichtje. Toe, kom naar mijn werkplaats en poseer voor me.'
Ze hield de mand beschermend voor zich: 'Ga toch weg!'
Hij liet zijn stem dalen: 'Luister, ik zal je er goed voor betalen.'
Met weerzin zag ze, hoe hij met zijn duim langs zijn wijsvinger wreef.
Ze snauwde: 'Betalen? Daar heb je een ander soort vrouwen voor. Wie denk je wel dat ik ben? Als mijn vader je hoort. Opzij!'
In de namiddag zat hij als een geslagen hond voor zijn schildersezel. Hij staarde naar de Aanbidding. De Drie Wijzen waren voornaam. Het Goddelijk Kind: speels maar waardig. Jozef: braaf. De ezel keek dom. De koe met een zekere belangstelling. Wat op het paneel ontbrak was de lieftalligheid. Het tafreel was zonder de Madonna onbeduidend. Zijn gedroomde Madonna, nergens anders zou hij haar nog kunnen vinden sinds hij het meisje op de markt had gezien. Hij stond op en schreeuwde: 'Anton!'
Zijn leerling liet de ezel met Sint Joris gehoorzaam in de steek en kwam naast zijn meester staan.
'Heb je mijn Aanbidding goed bekeken?'
'Ja meester.'
'Wat vind je ervan?'
Hij zocht naar woorden: 'Ik vind het mooi. Het kan het mooiste worden, dat u ooit gemaakt hebt als..'
'Als?!' drong de kannunik aan.
'Als de Madonna erbij is.'
De kanunnik liet zich in de vensterbank zakken: 'Ik heb haar vanmiddag gezien. Het model dat ik al weken zoek. Als zij niet komt, wordt het schilderij nooit iets.'
Anton trok zijn wenkbrauwen op.
De kanunnik vervolgde op klagende toon: 'Ik weet niet wie ze is. Ik weet niet waar ze woont. Ze wil niet eens met me praten.'
De volgende morgen gingen ze samen naar de markt. Over de grenssloot van de immuniteit gekomen, zette de kanunnik koers naar de plaats waar hij haar de vorige dag had gezien. Nadat hij een keer tevergeefs had rondgekeken beklom hij de trappen van de stadsmuur vanwaar ze een goed zicht hadden op de menigte.
De kanunnik bekeek elk meisje; klein, groot mager of dik. De een was te oud de ander te jong, te lelijk of hoerig opgedirkt met wangenrood. Anton keek van zijn meester naar de vrouwen op de markt. Het spel wond hem op. Hij keurde de meisjes, vond het moeilijk er een Madonna tussen te vinden. Hij zag de moeders van zijn vrienden en de kleine meisjes, die naar de parochieschool gingen. Plotseling hechtte zijn blik zich aan het ranke figuur van een onbekende. Trots liep ze aan de zijde van een man, die waarschijnlijk haar vader was. Hij kende deze vaders met die blik van een waakhond.
Naast hem klonk een schor geluid: 'Daar gaat ze..'
Meer woorden waren niet nodig; ze hadden dezelfde gestalte gevonden die nu in een nauwe straat aan het oog werd onttrokken.
'O God, wat moet ik beginnen zonder haar?' kreunde de kanunnik vol zelfbeklag. 'Ik kan nooit meer een vrouw schilderen.'
Toen de leerling de volgende middag de werkplaats binnenkwam, greep de kanunnik hem onbeheerst bij zijn schouder: 'Waar zat jij al die tijd?!'
'Ik heb met haar vader gesproken,' antwoordde Anton kalm.
Het gezicht van de kanunnik veranderde van uitdrukking: 'Van mijn Madonna?'
Hij knikte: 'Ik ben haar vanmorgen achterna gelopen. Ze woont aan de Oudegracht. Haar vader drijft handel met Duitsland. U weet dat de monniken daar een slechte reputatie hebben.'
'En?'
'Zijn dochter heeft hem verteld, dat ze op de markt werd lastig gevallen. Door een monnik, zei ze, die haar geld bood als ze met hem mee naar huis wilde gaan.'
De kanunnik wankelde en legde zijn handen op zijn borst: 'Ik?! Lastig gevallen? Dat is niet waar. Ik vroeg alleen..' zijn woorden gingen over in gemompel. Hij zocht hoofdschuddend zijn reiskist en gooide er met een vermoeid gebaar wat kleren in, een bundel papieren, zilverstift en penselen. Toen hij weer verstaanbaar was begreep de leerling, dat de bisschop hem die morgen had bevolen een bezoek te brengen aan de abdij in het zuiden. Hij zou minstens twee weken weg blijven.
'Monseigneur vroeg ongeduldig of de Aanbidding van het Goddelijk Kind nog niet klaar was,' zei de kanunnik zwak. 'En ik loog dat het paneel alleen nog moet drogen. Het is met me gedaan.'
'Maar als u terugkomt, duurt het nog een week voor het kerstmis is.' probeerde Anton.
'Te kort. Ik kan niet meer. Zonder haar ben ik leeg, op! Wat me wacht is hoon. Ik zie ze al kijken in de kapittelzaal. '
Hij bond wat lappen om zijn sandalen: 'Werk jij in elk geval aan Sint Joris. Hier zijn de sleutels. Jij bent tijdens mijn afwezigheid de baas.'
Anton meende tranen in zijn ogen te zien toen de kanunnik zijn reiskist vastsjorde op de rug van zijn muilezel: 'En dat alles door zo'n koppige meid!'
Hij hees zich in het zadel en reed weg in de richting van de Zuidpoort.
Ze had het gesprek tussen haar vader en de jonge schilder woord voor woord afgeluisterd, verborgen in de keuken. Toen Anton de volgende morgen langzaam langs het huis liep, verbaasde het haar niet. Ze pakte haar mand en stapte naar buiten. Een rukwind blies de laatste gouden bladeren van de beuken langs de gracht.
'Goedemorgen,' zei ze, 'het spijt me dat mijn vader niet thuis is. Hij ging met een partij laken naar de ververij en zal de hele dag wegblijven.'
Zijn mondhoeken krulden op: 'Dan tref ik het niet.'
'Vind je?'
De volgende windvlaag maakte hem gewichtsloos. Zijn hart vloog boven de boomkruinen. Hoewel de klokken van de kathedraal de uren luidden, bestond er geen tijd meer. Ze keken naar de schepen die door de sluizen voeren, ze kochten zoetigheid bij het kerkhof. Aan het eind van de middag maakten ze afspraken voor de volgende dag en de dagen daarna.
Hun eerste omhelzing vond plaats achter de vissersnetten. Ze scholen voor de winterse buien in de kathedraal en wisselden kussen achter een pilaar. En ze zei rustig 'ja' toen hij vroeg of ze de werkplaats wilde zien, waar hij Sint Joris schilderde.
Met onverholen nieuwsgierigheid keek ze om zich heen, scheen het veren bed te keuren, het koperen vaatwerk op de planken. Voor het schilderij van Sint Joris stond ze stil en bezwoer, dat dit het mooiste was van alle kunstwerken: 'Die draak is zo echt, dat ik er bang voor ben. Die gespierde Joris zal het kwaad overwinnen. Maar waarom heeft hij geen gezicht?'
'Ik mag nog geen gezichten schilderen.'
'Waarom niet?'
Hij haalde zijn schouders op: 'Dat zijn de regels. Ik ben pas leerling. Mijn beroemde meester schildert zelf alle gezichten en verkoopt de panelen dan onder zijn naam. En hij krijgt het geld'
'Dat is niet eerlijk,' stelde ze vast, 'wanneer is je leertijd voorbij?'
'Dat bepaalt mijn meester.'
Ze liep naar de Aanbidding: 'Nog zo'n schilderij! Moeder Maria lijkt wel een spook zonder gezicht. Waarom maak jij het niet zelf af? Die ouwe kanunik is er nu toch niet..'
Hij slikte: 'Dat kan ik niet doen.'
'Lafaard, durf je niet?'
'Oh, jawel. Maar ik kan niets zonder een model..'
Ze vond in een openstaande kist een blauwe mantel van soepele stof. Ze sloeg hem vol gratie om zich heen, stapte op de vlonder, die voor het raam stond en ging zitten: 'Ziezo, nu heb je een model. Laat maar zien wat je kunt!'
Er waren meer dan twee weken verstreken voor de kanunnik de contouren van zijn stad terugzag. Stapvoets reed hij naar de Zuidpoort.
Bij het klooster gekomen gleed hij uit het zadel en bond zijn muilezel vast. Met een loodzwaar gevoel stapte hij zijn werkplaats binnen. Hij had zich onderweg voorgenomen dezelfde dag naar de bisschop te gaan om hem alles op te biechten. Hij zou hem de opdracht en het voorschot teruggeven. Hij zou zich als kluizenaar voorgoed terugtrekken uit de wereld.
Het eerste dat hij zag toen hij de werkplaats betrad was de Aanbidding van het Goddelijk Kind. Het paneel stond schuin voor het venster en ving het volle licht.

In het midden troonde de Madonna met geloken ogen zag ze vol tederheid neer op het kind op haar schoot. In haar houding en gelaat was een lieftalligheid, die het hele tafereel overstraalde.
De kanunnik deinsde achteruit, legde zijn handen over zijn ogen: 'Mijn God, U hebt mij met krankzinnigheid geslagen!'
Om zijn verwarring de baas te worden ademde hij diep in. Als hij weer keek zou hij ontdekken dat hij had gedroomd. Hij tuurde tussen zijn vingers door: ze zat er nog.
De kanunnik viel op zijn knieën, sloeg met zijn vuisten op de vloer en stopte pas toen hij voetstappen hoorde: 'Meester.'
Met een ruk hief hij zijn hoofd op. Anton stond voor hem en keek op hem neer: 'Het was de enige oplossing.'
Iedereen was het er over eens: de Aanbidding van het Goddelijk Kind was het mooiste van alle kunstwerken in de kathedraal. De bisschop had stil voor het paneel gezeten en de kanunnik met goudstukken beloond. Hij prees vooral het gelaat van Maria, zo vol maagdelijke ootmoed en hemelse zuiverheid.
Op kerstavond stroomden de gelovigen binnen. Ze staarden eerbiedig naar de Aanbidding op het hoogaltaar. De armen schuifelden als laatsten naar voren. Ze vergaapten zich aan het goud van de Drie Wijzen. Het zachte kaarslicht bescheen de Goddelijke Moeder. Geen goud, geen sieraden droeg ze. Het majesteitelijke blauw benadrukte haar blanke huid. Het Christuskind was naakt als de armen.
Toen de hoogmis begon, besteeg de bisschop het altaar.
De kanunnik luisterde niet naar het evangelie, noch naar de gebeden.
In zijn binnenste woedde een storm, die hij geen richting kon geven. Hij haatte die leerjongen. Maar had Anton hem niet gered? Hij verdiende straf. Of een beloning? Had de leerling hem willen vernederen door zijn kunst te evenaren?
Hij vestigde zijn blik op het hoogaltaar. In Maria's gezicht weerspiegelde zich alle liefde en verering, die hij het model toedroeg. Hij zou het precies zo hebben willen schilderen, als hij ertoe in staat was geweest.
Zijn blik gleed omlaag en ontdekte aan de voeten van de Madonna een toefje viooltjes. Nederigheid.
Hij boog zijn hoofd en voelde de betekenis helder in zich.
Hij had zijn talent van God ontvangen om zich aan Hem dienstbaar te maken. En hij mocht die kennis op een leerling overdragen.
In de voorbije jaren was het talent van de jongen tot rijping gekomen. Hij was er blind voor geweest.
De kanunnik zocht in zijn pij naar een neusdoek en snoot luidruchtig. Maar als die jongen nu eens rond ging pochen, dat hij de schepper was van Maria's gelaat op het hoogaltaar? Met wazige blik zocht de kanunnik de viooltjes aan de zoom van haar blauwe kleed en wist dat het geheim bij Anton veilig was.

 

Copyright Thera Coppens