Uit mijn boek 'Sophie in Weimar, Leben und Werken der Groszherzogin von Sachsen Weimar Eisenach'. Het ligt sinds 8 april, de datum waarop Sophie op de Kneuterdijk in Den Haag werd geboren, in de Duitse boekwinkels. Het boek is hier verkrijgbaar.
Klik hier om het Duitse artikel te lezen.
Hieronder de Nederlandse versie:
Die turbulente Kindheit von Prinzessin Sophie der Niederlande im Den Haag und ihr Auftritt am Hof in Weimar
Door Thera Coppens
Toen de hofarts in het najaar van 1823 constateerde dat kroonprinses Anna Pavlovna voor de vijfde maal zwanger was, betekende dat een bittere teleurstelling voor haar. De reiskoetsen en volgeladen bagagewagens stonden klaar voor de lange tocht naar haar familie in Weimar en Sint-Petersburg. Maar ze mocht niet op reis gaan want het schokken van de koetsen kon haar ongeboren kind in gevaar brengen. Dus bracht Anna de winter in het koninklijk paleis in Brussel door.
Op 8 april 1824 kwam Sophie op Paleis Kneuterdijk in Den Haag dan eindelijk ter wereld.
Haar vader kroonprins Willem Frederik van Oranje, had al drie zonen: de prinsen Willem, Alexander en Hendrik, die de erfopvolging van het koninkrijk leken te garanderen. Een Oranjeprinsesje was dus meer dan welkom. Toen het kind in de protestantse Jacobskerk werd gedoopt, droeg de vader haar zelf op een doopkussen van Russisch kant naar het doopvont. Ze ontving traditiegetrouw de doopnaam van haar beide grootmoeders: Wilhelmina. De prinses kreeg als roepnaam Sophie, een Vorstelijke heilige uit de Russisch orthodoxe kerk. De naam betekent ‘de goddelijke wijsheid’. Enkele weken later ontving de baby haar eerste, hoge onderscheiding. ‘Ik stuur je de Orde van Sint-Catharina voor onze kleine -Sophia. Je moet haar die maar opspelden met een tedere omhelzing namens mij en met mijn zegen,’ schreef Maria Fjodorovna aan haar dochter Anna. Op de voorzijde van de zware medaille was in een achtpuntige, met briljanten bezette ster de Heilige Catharina van Alexandrië afgebeeld. Aequant munia comparis stond er op de achterkant te lezen: ‘In haar werk gelijk een man’. Het waren woorden die een profetische betekenis zouden krijgen.
Anna besloot dat er nu niets meer tussen de reis naar de Romanovs mocht komen. Ze deed eerst nog een waterkuur in Bad-Ems en reisde door naar haar gezin in Brussel. Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo was op het Wener Congres (1815) bepaald, dat de noordelijke- en zuidelijke Nederlanden voortaan verenigd waren onder de kroon van koning Willem I van Oranje-Nassau. De Oranjes waren verplicht de herfst en winter in het zuiden door te brengen.
Op 8 september 1824 nam prinses Anna in het koninklijk paleis in Brussel afscheid van haar vier kleine kinderen. Sophie was vijf maanden oud. Het zou meer dan een jaar duren voor ze haar moeder terugzag. De stoet reiskoetsen bereikte na ruim zeven dagen het stadsslot in Weimar waar Anna’s negen jaar oudere zuster Maria Pavlovna als erfgroothertogin resideerde. De zusters stamden uit het illustere tsarengeslacht Romanov. Hun vader, de onevenwichtige tsaar Paul I, was in 1801 door een groep samenzweerders in zijn slaapvertrek vermoord en opgevolgd door zijn oudste zoon, Alexander I. De weduwe tsarina Maria Fjodorovna had tien kinderen ter wereld gebracht die aan elkaar verknocht waren. Ze onderhield een drukke correspondentie met hen, vol raadgevingen en troost. In Weimar hadden haar dochter en man Carl Friedrich veel verdriet gehad om de dood van hun eerste zoon. Ze baden vurig voor de geboorte van een erfprins. Maar er waren aanvankelijk alleen twee meisjes geboren: Marie en Auguste. Pas na veertien huwelijksjaren kwam Carl Alexander ter wereld. Zijn ouders en zusters knuffelden en verwenden hem. Het was verdrietig voor de kleine prins dat het hele gezin naar Sint-Petersburg vertrok en hij onder de hoede van zijn gouverneur Frederic Soret moest achterblijven. Gelukkig waren er de oude Johan Wolfgang von Goethe en diens kleinzonen Walther en Wolfgang die hem liefde en aandacht schonken.
Na een veelbewogen verblijf van een jaar aan het Russische hof, keerde de vorstelijke familie terug naar huis. Anna en Maria brachten onderweg nog zoveel mogelijk uren samen door. Hun jonge hofdame de freule van Wassenaer – Obdam, die een geheim reisdagboek bijhield, schreef daarin: ‘Grootvorstin Maria lijkt sprekend op onze prinses. Ze is alleen wat dikker en zeer voorkomend en beminnelijk.’ Ze verschilden in status. De trotse Anna was de toekomstige koningin van de Nederlanden en groothertogin van Luxemburg. Vergeleken bij de omvang van haar koninkrijk, stelde het groothertogdom van haar zuster niet veel voor. Maar Weimar droeg een cultureel aureool omdat vermaarde kunstenaars zoals Wieland, Schiller en Goethe er woonden en werkten. Dit ‘Muzenhof’ tilde Weimar in cultureel opzicht boven alle grote omringende staten uit.
De beide zusters gingen In de hofstad Weimar uiteen. In september 1824 ontving tsaar Alexander een brief van Anna, zijn jongste zuster: ´Dinsdag ben ik hier aangekomen, waar mijn Sophie was, die er lief en schattig uitziet, hoewel ik haar nogal klein vind. ’
Sophie was klein en zou haar leven lang klein van gestalte blijven.
Ze moest het al vroeg opnemen tegen haar drie grote broers en vooral tegen de driftaanvallen van haar moeder. Tsaar Alexander had zijn zuster in vertrouwelijke gesprekken streng onderhouden over haar gedrag. Ze deed haar best, ‘… om dat lieve ongeduld te onderdrukken dat ik in mijn bloed heb en dat zeker mijn grootste vijand is’, antwoordde ze haar broer. Ze probeerde een vredig beeld van haar gezin te schetsen: ’ ’s Middags eten wij hier, omringd door onze kinderen. Ons kleine meisje is erg lief, haar ogen zijn heel donkerblauw met lange donkere wimpers waar ik werkelijk verrukt van ben.’
Kort daarna werden de Romanovs door een ramp getroffen: tsaar Alexander overleed nadat hij een besmettelijke ziekte had opgelopen in Taganrog. In Sint-Petersburg brak daarop de Dekabristenopstand uit, die door de nieuwe tsaar Nicolaas I bloedig werd neergeslagen. Na dit verdriet ontving Anna in 1827 een brief van haar schoonzuster: ‘Arme lieve zus! Onze goede lieve moeder is niet meer! Hoe kunnen we deze gedachte verdragen?’ De dood van Maria Fjodorovna sloeg een gat in Anna’s bestaan. De sterke leiding van de tsarina die ze - ook op grote afstand - altijd had gevoeld, viel weg en liet haar stuurloos achter. Ze las in een van haar moeders laatste brieven: ‘Ik kan niet anders dan mijn woorden nog eens herhalen. Doorzettingsvermogen, de grootst mogelijke gelijkmatigheid van stemming, zachtheid en innerlijke rust, dat zijn, kindlief, de meest waardevolle eigenschappen in een vrouw.’ Deze woorden prentte Anna haar opgroeiende dochter in, die met haar intelligentie, sociaal- en cultureel gevoel zoveel op haar sterke grootmoeder ging lijken.
Willem stelde een uitvoerig leerplan voor zijn zonen op. De prinsen werden in de paleizen door privé docenten onderwezen. De opvoeding van Sophie liet hij aan zijn vrouw over. Anna schreef bladzijden vol aanwijzingen voor de gouvernante: Melle Chapuis. Een studieplan was het niet. De dagindeling voldeed aan Anna’s Russische normen: ‘De kleine moet ’s winters om zes uur in de morgen opstaan. Ze moet met koud water van top tot teen worden afgesponsd. (..) Er wordt tot negen uur gewandeld. Als ze thuiskomt krijgt ze haar eten en wordt in bed gelegd, daarna (..) wordt ze gekleed om zich na het diner van Hunne Koninklijke Hoogheden bij hen in de salon te voegen.’ In de dagindeling was er voor Sophie nog steeds geen tijd om boekjes te lezen. Er moest opnieuw in de paleistuinen worden gewandeld: van vijf tot zeven uur. Daarna kreeg ze haar souper en werd naar bed gebracht. Vele jaren later (1862) sprak groothertogin Sophie in de tuin van Wilhelmsthal met de bevriende schrijver Friedrich Hebbel openhartig over haar jeugd. Hij schreef zijn vrouw Christine: ‘‘Sie sagte, sie habe viel von ihrer Erzieherin Melle Chapuis gelernt, aber in negativen Sinn, nämlich was man nicht thun und wie man Dinge und Menschen nicht behandeln dürfe’. 7)
Sophie leerde in het gezin al jong van zich afbijten. Haar moeder schreef de tsaar dat haar ‘welpen’ met kinkhoest in bed lagen en over Sophie: ‘De kleine leeuwin begint ook te kuchen. Ik voel een sterke drang om haar klauwen te knippen en haar jong te temmen, zodat ze later niet zal krabben en lief zal zijn.’
In het zuidelijk deel van de Nederlanden broedde al lange tijd een revolutie. De bevolking ergerde zich aan het bewind van Sophie’s grootvader. Om het land voor de Oranjes te redden stuurde tsaar Nicolaas zijn broer Constantijn met verstandige raadgevingen naar de koppige koning in Brussel. De kleine Sophie raakte gesteld op haar oom. Haar moeder schreef hem na zijn vertrek: ‘ ..ze spreekt nog vaak over oom Constantijn, en verzoekt mij dan hem de groeten van haar te doen, evenals van haar poppen.
Op zondag houdt ze een aangeklede thee in haar appartement met haar broers die zich met redelijk succes aan hun respectievelijke studies wijden.’
Willem, de oudste prins toonde met zijn wangedrag en driftbuien echter al vroeg dat hij het Romanovbloed in zijn aderen had. Sophie zou zowel haar oudste broer als haar moeder haar leven lang moeten kalmeren en de balans in het gezin herstellen.
In 1830 verjoegen de Fransen hun koning Charles X van de troon en de revolutie sloeg over naar andere landen. Dat jaar werd de breuk tussen Noord- en Zuid Nederland onherstelbaar. Over het hoofd van Sophie brak een oorlog uit, zowel in de familie als in het koninkrijk. Kroonprins Willem verbijsterde vriend en vijand door de Belgen aan te bieden zelf hun koning te worden en aan Willem I het noorden te laten. Om aan alle woede te ontsnappen moest Sophie’s vader de wijk nemen naar Londen, waar hij Anna’s geld verkwistte. Hij bleef heel lang weg. De kleine prinses miste haar vader. Toen Leopold van Saksen-Coburg in Brussel de troon besteeg, werden hun paleizen in Brussel met de rijke inboedel door Leopold I van België in beslag genomen. Anna jammerde over het verlies van haar zilveren servies, de raspaarden en de kostbare schilderijen van haar echtgenoot. De Oranjes zonnen op wraak.
Bij terugkeer in Den Haag verzoende Willem zich met zijn vader. Hij trok met een groot leger ten strijde. In deze oorlog, die de geschiedenis inging als de Tiendaagse veldtocht, haalde Willem eerst een aantal overwinningen. Maar toen kregen de Belgen steun van de troepen van de nieuwe roi bourgeois der Fransen Louis- Philippe van Orléans. Anna zou het de Fransen nooit vergeven want daarmee was de kans op een overwinning verkeken. Koning Willem I hield nog acht jaar zijn leger paraat in de stad Tilburg bij de Belgische grens. Kroonprins Willem voerde daar het opperbevel en kwam nog maar zelden thuis. Sophie zag elke dag naar hem uit. Als troost stuurde hij haar een wit hondje: ‘ ‘A mon cher Papa,‘je vous remercie du petit chien que vous m‘ avez envoyé’. . Zo begon ze in keurig Frans. Ze dankte hem voor zijn brief en voegde er aan toe: ’Het is de eerste brief die ik van mijn goede Papa heb gekregen en ik zal hem goed bewaren. Wat ik het liefste wil is dat ik u gauw terug zal zien om u te omhelzen.’
Als Anna Pavlovna ’s zomers haar zuster in Weimar bezocht, mocht Sophie bij haar vader in Tilburg logeren. Ze woonde in het huis van een textielfabrikant en speelde met burgerkinderen. De prinses genoot van het vrije leven zonder hofetiketten. Ze schreef de grootmeesteres van haar moeder, douarière van Wassenaer: ‘Er is een tuin met een schommel en ik mag er helemaal alleen op.’
In 1834 mocht de tienjarige Sophie voor het eerst met haar moeder mee naar Weimar. Onderweg schreef ze, moeizaam spellend, haar vader: ‘14 juni: Lieve Papa, Ik heb Tante Maria te Cassel gezien. Wilhelmshöhe gezien. Wij moesten ook de Löwenburg zien (..). De kerk is zeer mooi. Tante heeft mij een zeer mooi parasolletje gegeven. Te Mühlhausen is een illuminatie geweest en de muziek van de curassiers die zeer mooi is. Tante Maria en nicht Marie en Mevrouw van Wassenaer laten u veele complimenten maken..’
Bij aankomst in Weimar opende zich een nieuwe wereld voor Sophie. Tante Maria observeerde haar nichtje goed. Ze stelde haar voor aan haar zes jaar oudere zoon erfprins Carl Alexander. Sophie kwam nog niet tot zijn schouder en zag in alle opzichten tegen haar lange slanke neef op. De erfgroothertog begeleidde zijn nichtje op een bezoek aan de stad en het park aan de Ilm. Hij sprak vloeiend Frans, Duits, Engels en Italiaans. De wat dromerige jongen had naast de gebruikelijke vakken ook filosofie, metafysica en logica gestudeerd. Hij imponeerde haar metz ijn kennis van beeldende kunst, geschiedenis en literatuur. Bij een bezoek aan het woonhuis aan het Frauenplan hoorde ze voor het eerst over Goethe, die daar twee jaar eerder was gestorven. Zijn manuscripten lagen opgestapeld op de werktafel en planken. Vol ontzag hoorde ze over de vele onderwerpen, die hij in proza en poëzie had beschreven. Zonder te kunnen vermoeden dat deze literaire schatten ooit haar persoonlijk eigendom zouden worden, keerde ze vol indrukken met haar moeder terig naar huis.
Het bezoek aan het ‘Athen an der Ilm’ en de kennismaking met haar erudiete neef Carl Alexander, had Sophie ervan doordrongen dat er een groot gat gaapte in haar kennis. Willem toonde begrip voor de wens van zijn dochter om te studeren. Melle Chapuis kreeg haar ontslag. De drie prinsen hadden hun scholing al achter de rug. Hun leraren wijdden zich nu aan de scholing van de leergierige Sophie. De heer L.P Cavin afkomstig uit Neuchatel onderwees haar in de hoftaal Frans en in het Duits. Ze leerde zo gemakkelijk dat hij er voor haar plezier Italiaans aan toevoegde. Cavin ontdekte dat de prinses verdienstelijk klavier speelde en een mooie zangstem had. De levendige Ierse docent James Marshall wakkerde haar enthousiasme voor de Britse taal en letterkunde aan. Ze was voorgoed betoverd door de werken van Shakespeare. Marshall merkte dat zijn leerlinge economisch inzicht had. Er ontstond tussen hen een band voor het leven. Na haar huwelijk zou hij Sophie als haar secretaris naar Weimar volgen.
De derde leraar was de mathematicus Ary van der Spuij. Sophie toonde ook buiten de lessen belangstelling voor zijn passie: tuinaanleg. Van der Spuij onderwees zijn leerlinge over het planten- en verplanten van bomen. Als groothertogin zou ze van haar kennis van bosbouw op haar landgoederen in Silezië profiteren.
In het parkbos van Paleis Soestdijk werd voor Sophie een speelboerderijtje gebouwd met een hooimijt en aangrenzende stal voor haar koeien die ze van een boerin zelf leerde melken. Ze hield er paarden, een ezeltje, kippen en geiten. In het najaar ging het gezin naar Den Haag. Ze nam met moeite afscheid van haar boerderij en keerde elke lente op haar klompjes blij terug bij haar dieren.
Toen de prinses plotseling ernstig ziek werd, sloeg de paniek toe. Ze bleek aan levensgevaarlijke tyfus te lijden. Om te voorkomen dat de ziekte zich naar de paleizen zou uitbreiden, moest de prinses in afzondering op de buitenplaats Zorgvliet worden verpleegd. Ze had daar alle tijd om de werken van de wis- en natuurkundige Blaise Pascal in het Frans te bestuderen en ze verdiepte zich in het Engelse werk van de filosoof Francis Bacon. Het was geen makkelijke lectuur voor een veertienjarige. In het voorjaar herstelde ze en ging haar grote wens in vervulling: ze mocht leren paardrijden. Op haar dameszadel gezeten reed ze door de duinen naar het Noordzeestrand.
Anna beklaagde zich in haar correspondentie met Nicolaas herhaaldelijk over haar losbandige oudste zoon. Het enige punt van kritiek op Sophie vormde haar uiterlijk: ‘Sophie wordt elke dag belangwekkender. De uitstraling van haar totale wezen maakt een aangename indruk; hoewel ze geen schoonheid is.’
Sophie’s problematische broer reisde naar Duitsland om de hand te vragen van zijn nicht prinses Sophie van Württemberg. Het was de grote wens van haar vader, dat het huwelijk werd voltrokken en dus gehoorzaamde ze met tegenzin. De ongelukkige prinses van Wúrttenberg werd een verbitterde vijandin van haar schoonmoeder Anna en schoonzuster Sophie. Ze belasterde en beschimpte hen in tal van brieven die ze naar haar vriendin Lady Malet in Engeland zond.
Na de dood in 1837 van Sophie’s oma, de oude Koningin Wilhelmina, brak er een nieuwe familieruzie uit. Koning Willem I wilde hertrouwen met Henriëtte d’Oultremont, een Belgische katholieke hofdame van zijn vrouw. De hele familie en ook de bevolking kwam eensgezind in opstand tegen zijn huwelijksplan. Koning Willem I besloot daarop troonsafstand te doen op Paleis Het Loo ten gunste van zijn oudste zoon. De afgetreden Koning vertrok met zijn toekomstige bruid naar zijn paleis Unter den Linden in Berlijn.
Nu werden de ouders van Sophie eindelijk koning en koningin. In 1840 vond in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de plechtige inhuldiging plaats. Prinses Sophie stond tijdens de eedaflegging aan de rechterzijde van haar vaders troon. Ze droeg een eenvoudige witte japon met als enig sieraad de onderscheiding van Sint-Catharina. Haar moeder die in koninklijk hermelijn was gehuld, schitterde van de diamanten. In Amsterdam werd uitbundig feest gevierd. Honderden lichtjes weerspiegelden zich in het water van de grachten. De koning en koningin gaven een bal in de marmeren Burgerzaal van het Paleis op de Dam. Alexander en zijn zestienjarige zuster Sophie openden het bal. Terwijl ze over het glanzende marmer gleden waren alle ogen op Sophie gericht. In de kranten vroeg men zich af wie de bruidegom van de gracieuze koningsdochter zou worden.
Erfprins Carl Alexander vierde zijn eenentwintigste verjaardag tijdens zijn reis door Engeland waar hij werd voorgesteld aan de jonge Queen Victoria. Daarna trok hij met zijn adjudant Friedric Hermann Graaf von Beust door Schotland. Zijn moeder gelastte hem op de terugweg een bezoek te brengen aan de koninklijke familie in Den Haag. Het weerzien met Sophie maakte nog geen diepe indruk.
De prins uit Weimar was onder de Europese vorstenhuizen niet de enige huwelijkskandidaat voor Sophie. Francois d’ Orléans Prins van Joinville, de derde zoon van Louis-Philip de burgerkoning der Fransen, had in Parijs over de koningsdochter in Den Haag gehoord. Sinds de inhuldiging van haar vader trad Sophie op de voorgrond: ‘De wintergala’s waren dat jaar bijzonder vrolijk,’ herinnerde Miss Disbrouw, de dochter van de Engelse gezant zich. ‘Er werden veel gekostumeerde bals gegeven voor prinses Sophie die bij iedereen de grote faboriet is.’ Sophie was verzot op verkleedpartijen; ‘De prinses had een eigen dansgroepje. Ik hoorde daar ook bij en we waren allemaal gekleed in kostuums uit Le Lac des Fées, een opera van Daniel Auber die juist in première was gegaan.’
Joinville voer in mei 1841 nieuwsgierig vanuit de haven van Cherbourg richting Texel. Toen koningin Anna van zijn komst hoorde, maakte ze een scene. Ze wilde beslist geen roomse prins ontvangen en al helemaal niet de zoon van de Franse koning die er schuld aan had dat ze de helft van hun koninkrijk hadden verloren. Maar het was al te laat. Joiville verscheen in Alkmaar. Hij schreef in zijn memoires enthousiast over de tocht die hij door Noord-Holland maakte. In Paleis Kneuterdijk te Den Haag gekomen werd hij vriendelijk ontvangen door de joviale koning Willem II. Joinville noteerde: ‘De koningin, die ik niet een keer heb zien lachen noch glimlachen, sprak heel intelligent (..) haar dochter bleek ook heel schrander.’
De Franse prins maakte Sophie complimenten. Ze reageerde daarop zo koel dat hij zich geen illusies durfde te maken. Bij het afscheid schonk de koning zijn gast als troost een verkleinde kopie van Rembrandts Anatomische les, die in zijn werkkamer hing. De prins vertrok.
In de zomer bracht Sophie, die in het gezin de bijnaam ‘Marmotte’ droeg, met haar ouders op een moderne stoomboot een staatsbezoek aan Friesland en Groningen. In die tijd vernam Maria Pavlovna van haar informanten geschrokken, dat de Franse koningszoon bij Sophie op bezoek was geweest. Ze waarschuwde haar zoon die genoot van een verblijf in Sint-Petersburg. Maria drong er op aan dat hij direct terug zou keren. Bij aankomst in Weimar werd hij verrast door een cadeau van Sophie. Ze zond hem een portret dat in Friesland van haar was gemaakt. De prinses droeg daarop de flatteuze Friese klederdracht met een kanten sluiermutsje, gouden oorijzers en een zijden fichu om haar schouders.
In een plotselinge vrees om de kleine Oranjeprinses te verliezen reisde hij in oktober met zijn adjudant meteen door naar Den Haag. In de Witte Zaal van Paleis Kneuterdijk zag hij de nu zeventienjarige Sophie terug. De Franse prins bleek geen rivaal voor hem. Ze had op Carl Alexander gewacht. In het najaar vroeg de hoge gast om haar hand. Koningin Anna was daarmee heel gelukkig. Nu zou haar dochter in Weimar gaan wonen. Dat was vanuit Den Haag goed bereikbaar. Ook Maria Pavlovna was tevreden. Ze zou haar verstandige schoondochter kunnen vormen tot haar opvolgster. Naast haar onpraktische en niet erg daadkrachtige zoon moest Sophie een sterke Landesmutter worden. Willem II zag, dat zijn kind uit volle overtuiging met het aanzoek instemde. Toch werd hij beslopen door onzekerheden. Met juridische hulp werd gewerkt aan een waterdicht huwelijkscontract. Geheel tegen de gewoonte van zijn tijd eiste hij dat Sophie na haar huwelijk haar erfenis en inkomen zou behouden. Ze mocht haar vrijheid nooit verliezen. Toen de goedmoedige groothertog Carl Friedrich het officiële aanzoek met de bijna beledigende voorwaarden ontving, stemde hij in alles toe.
Op 8 april 1842 werd de verjaardag van Sophie uitbundiger dan ooit gevierd. Op een scheepswerf aan het IJ liep een fregat van stapel dat door haar Prinses Sophia werd gedoopt. Toen het verloofde paar op het balkon van het Paleis op de Dam in de hoofdstad verscheen, barste er gejuich uit van de menigte op de Dam.
Op 8 oktober 1842 vond het huwelijk plaats. De koning, die de Gotische Zaal bij zijn Haagse Paleis Kneuterdijjk zelf had ontworpen, stelde er zijn schilderijencollectie in ten toon. De bruidsgasten vergaapten zich aan werken van onder anderen Michelangelo, Da Vinci, Holbein, Rubens, Murillo en zes Rembrandts. De krant deed verslag van de aankomst van de bruidegom,die aan het Voorhout logeerde. Hij was: ‘..gezeten in een prachtige door zes paarden getrokken, glazen koets, en vergezeld door Zijne doorluchtige hoogheid den hertog Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach, als vertegenwoordiger van Zijne Hoogstdeszelfs Vader.’ Hij stapte uit voor Paleis Kneuterdijk waar de bruid op hem wachtte. De bruidsstoet begaf zich naar de Gotische Zaal.
Miss Disbrow deed ooggetuigenverslag: ‘Het gelukkige paar schreed binnen. De prinses droeg zilverlaken en had een kleine hertogelijke kroon op het hoofd en haar sleep werd gedragen door zes bruidsmeisjes.’ De dienst werd voorgegaan in de Nederlandse taal door de hofpredikant die zo’n ontroerende redevoering hield, dat de bruid zich omdraaide en snikkend in de armen van haar moeder viel. ‘Het was het laatste ogenblik, dat de vorstelijke dochter, thans Erfgroothertogin van Saksen -Weimar -Eisenach de Koningin toebehoorde,’ stond de volgende dag in de krant. Na het uitwisselen van de ringen begaf het bruidspaar zich per koets naar het Noordeinde waar een receptie werd gehouden. Aan het aanbieden van geschenken en toespraken leek geen einde te komen. Op de Kneuterdijk gekomen was het eindelijk tijd om naar bed te gaan. Graaf Beust schreef naar Weimar: ‘Zodra we het bruidspaar naar hun vertrek hadden begeleid, barstten de prinses en Prins uit in vrolijk gejuich, dat zo spontaan klonk, dat het me overgelukkig maakte..’
De prinses genoot dagenlang van concerten, theateropvoeringen, een legerschouw en rijtoeren. Maar het afscheid naderde. Sophie en Alexander namen ’s morgens plaats in een open koets. Alexander en Hendrik begeleidden hun zuster op de tocht. Disbrow schreef: ’De kroonprins, in zijn generaalsuniform, getooid met witte vederdos, reed in zijn eigen koets voor hen uit’. In de haven van Rotterdam gekomen lag het stoomschip Ludwig klaar om hen over de Rijn naar Duitsland te varen. De prinses bedacht opeens dat ze nog een laatste afscheidsbrief aan haar ouders wilde schrijven.
‘De erfgroothertogin verzocht Zijne excellentie directeur generaal der marine, dit op zijn hoed te mogen doen. De man merkte op dat ze aan boord een veel gerieflijker plekje zou kunnen vinden. ‘Nee’, zei de vorstin, ‘ ik moet op Vaderlandse bodem het laatste vaarwel schrijven.’ Toen ze klaar was gaf ze de brief aan haar oudste broer en kuste hem vaarwel. Willem tilde de kleine Marmotte in een ruwe omhelzing even van de grond, een gewoonte die hij, tot frustratie van de groothertogin, tot op hoge leeftijd bleef behouden. Onder de klanken van een blaaskapel voer het schip de Rijn op. Sophie schreef onderweg veel briefjes aan haar vader: ‘ik denk elk uur aan u, cher papa. Wat hebt u gisteravond gedaan?’ Nadat ze de grens waren gepasseerd vervolgde ze bij Keulen: ’..mijn handschrift lijkt nergens naar, maar we deinen zo hevig dat ik nauwelijks kan schrijven. Carl zendt u zijn eerbiedige groeten. Ik ben gelukkig, ondanks mijn verdriet, lieve papa, elke dag ga ik meer van hem houden en hem waarderen(..) hij is zo opgewekt en dat werkt op iedereen aanstekelijk..’
Na een reis over de zonovergoten rivier zette de tocht zich voort over land. Zo arriveerden ze in Eisenach waar groothertogin Maria en Carl Friedrich het paar opwachtten. Gezamenlijk hielden ze hun feestelijke intocht in Weimar.
De achttienjarige Sophie miste nog de veelzijdigheid en kennis waarmee haar man pronkte. Maar de levenslessen die ze door revolutie, oorlog, conflicten in haar familie en ziekte had geleerd maakten haar sterk en weerbaar. Ze ontwikkelde zich tot de grote steun van haar man. Sophie zou meer dan een halve eeuw in Weimar resideren. Door de dood van al haar mannelijke familieleden was ze aan het eind van haar leven schatrijk geworden. Ze investeerde haar Oranje-kapitaal in de bouw van het Goethe-Schiller archief. Zo is ze er in geslaagd de literaire nalatenschap van Weimars auteurs bijeen te houden. De roem van haar dierbare cultuurstad is dankzij prinses Sophie voor alle volgende eeuwen bewaard gebleven.