Als ik voor de portretten van onze voorouders uit de Gouden Eeuw sta, kan ik me diep verbazen over hun gecompliceerde kleding, hun opschik en juwelen. Meestal poseerden ze maar één keer in hun leven voor een portretschilder en dan moesten ze ook op hun mooist voor de dag komen. Een overrompelend voorbeeld daarvan vormt het portret van Maria van Voorst van Doorwerth, dat in de voorhal van Kasteel Duivenvoorde hangt naast het pendant van haar echtgenoot Johan van Wassenaer van Duivenvoorde.

johan1608a maria1608a

Toen de portretschilder Evert Crijnsz van der Maes zich in 1608 bij het paar aandiende, haalde Maria werkelijk alles uit de kast om zich deftig te presenteren. Haar ovale gezichtje boeit me niet lang. Maar wat heeft ze allemaal op en aan! Haar torenhoge kapsel is opgesmukt met kostbare parures, juwelen die losjes in het haar gestoken zijn zodat ze bij elke beweging aan hun gouden speld konden schommelen en glinsteren. Eentje heeft de vorm van een hagedis wiens lijfje is gemaakt van blank parelmoer. Haar hartvormig hoofdkapje is langs de rand afgezet met pareltjes en om haar hals draagt ze een opstaande kraag van kant. Die kragen stonden niet uit zichzelf op, daar was - behalve stijfsel - een stevig stutje in de nek voor nodig dat wij op het portret niet kunnen zien. Deze z.g. portefraise of portefraess was bij de rijkere dames en heren van bewerkt zilver. Je kon je in zo'n uitdossing onmogelijk natuurlijk bewegen maar de kragen zouden nog groter worden tot ze omstreeks 1625 de omvang van een molensteen hadden en daar ook naar vernoemd werden.

Kijk toch eens naar Maria's zwartfluwelen mantel. In de stille hal van Kasteel Duivenoorde kom ik een stapje dichter bij haar portret om de pronkmouwen beter te bekijken. Ze tonen me een weelde van goudborduursel en om haar linker bovenarm draagt Maria bovendien een z.g. carcant bezet met diamanten, robijnen en parels. Haar onderkleed van glanzend rozerode satijnen stof bestaat uit een strak lijfje en een wijde rok. Ze oogt nogal breed op de heupen maar dat effect werd opzettelijk bereikt door het dragen van een heuprol of beuling. Met een zelfvoldaan gebaar toont ze me haar lange collier van maar liefst twaalf snoeren van kleine parels. Ze worden op haar borst bijeen gehouden door een rood lintje met een bijzonder juweel vol edelstenen. De meersnoerige gouden schakelketting die tot op haar buik afhangt was een statussymbool bij uitstek. In haar rechter hand houdt ze een waaier waarvan het handvat is versierd met haar familiewapen.

Alles bij elkaar is Maria voor mij, toeschouwster uit de eenentwintigste eeuw, overdadig gekleed en weinig subtiel behangen met sieraden. Wat kon haar roerloze kopje met de vage glimlach weten van toekomst en tijd? Het edele geslacht Van Wassenaer viert dit jaar zijn achthonderdste verjaardag en Maria van Voorst zou twee jaar na het schilderen van haar portret overlijden.

Maria's leven begon omstreeks 1575. Ze was enig kind uit het tweede huwelijk van de reeds bejaarde Frederik van Voorst van Doorwerth en Machteld Sasbout van Spaland. De vader overleed toen Maria nog maar een peuter was en ze ging met haar moeder bij haar grootvader inwonen. Dat betekende een grote verandering in Maria's leven want haar grootvader nam als voorzitter van de Geheime Raad een belangrijke positie in aan het hof te Brussel. Ze verhuisde met hem naar een mooi pand, Int Blauwe Cruys genaamd in de Antwerpse Lange Nieuwstraat. Daar bracht ze haar kinderjaren door en ze keerde pas terug naar de Noordelijke Nederlanden toen grootvader zijn hoge ambt wegens ouderdom neerlegde en zich in zijn geboortestad Den Haag vestigde om daar te sterven. Ook Maria's moeder overleed en nu woonde Maria alleen met een tante in een prachtig huis op het Lange Voorhout. Vanuit het venster kon ze in de open koets de Oranje-stadhouder Prins Maurits voorbij zien rijden. Douairière Louise de Coligny weduwe van Willem van Oranje liep daar graag met de jonge, begaafde Constantijn Huygens te converseren. Onder de groene linden flaneerden de hovelingen van het nabije hof: Frederik Hendrik met zijn adellijke vrienden en hun liefjes. Maria mengde zich onder de vrolijke, jonge edellieden en trok spoedig de aandacht van een voornaam edelman: Johan van Wassenaer van Duivenvoorde. De schoonheid van het Haagse Voorhout is later uitgebreid beschreven in de ode op het Voorhout Batave Tempe door Constantijn Huygens.

huygens

Het toeval wilde, dat de familie Huygens in 1613 het huis van Maria van Voorst aan het Voorhout - drie jaar na haar dood - zou betrekken. In 1601 trouwde ze met Johan. 's Winters vertoefden ze aan het Voorhout, dicht bij het Binnenhof waar de Heer van Wassenaer zijn politieke besognes had. 's Zomers trokken ze naar Kasteel Duivenvoorde nabij de Vliet dat tot het rijke erfgoed van Johan behoorde. Het kasteel bestond toen uit een middeleeuwse donjon met enkele woonvleugels, omgeven door een slotgracht. In 1607 baarde Maria een dochter Theodora. In het jaar daarop - toen ze wellicht al zwanger was van haar tweede dochter Machteld - liet ze zich door Van der Maes portretteren. In 1610 bracht ze de lang verwachte mannelijke erfgenaam ter wereld: Arent (VIII) van Wassenaer. De jonge moeder stierf datzelfde jaar.

Nog geen twee jaar later hertrouwde de weduwnaar met de tien jaar jongere Clara de Hinojosa die hem nog vijf kinderen schonk voor ze in 1631 stierf. Johan liet toen Kasteel Duivenvoorde ingrijpend verbouwen. Het voorhuis ziet er met zijn geschilderde balkenplafond, gemetselde poortjes en trapopgangen thans nog net zo uit als in zijn tijd. Ook de overloop en het beschilderde plafond van de eetzaal zijn onveranderd gebleven. Maria's achterkleinzoon Arent IX was zo gefortuneerd dat hij de befaamde architect Daniël Marot opdracht kon geven zijn kasteel te moderniseren. In de voor ons land unieke Louis XIV zaal werd door een Italiaans meester een fraai stucwerkplafond gezet. In de rijke betimmering zijn volgens ontwerpen van Marot de familieportretten gezet van al Maria's nazaten die Duivenvoorde bewoonden.
Over de krakende eikenhouten trappen loop ik naar de slaapkamer - ook wel Turkse kamer genoemd - waar een curieus schoorsteenstuk door Jan Mijtens uit 1643 me fascineert.

Johan van Wassenaer heeft zich daarop laten schilderen met zijn beide - toen al overleden echtgenotes Maria en Clara. Ook zijn zuster en ouders zijn postuum aanwezig. Moest dit schilderij zijn gevoel van eenzaamheid helpen verdrijven? Johan was een man met smaak en verstand die graag in artistiek begaafde kringen verkeerde. Onlangs is bekend geworden dat hij in 1629 een Frans sonnet schreef en het opdroeg aan Constantijn Huygens, secretaris van de Oranjeprins. Een der strofen begint Johan met: 'Ik die een hartendief van de vrouwen ben..' Hij sluit het vers echter af met zijn kuise lijfspreuk La vertu me guide. Huygens was - net als Johan - weduwnaar geworden. Hij hertrouwde nooit. In 1639 kocht hij een stuk grond te Voorburg aan de Vliet en ontwierp daarop een kleine buitenplaats omringd door tuinen. Op dit huis, Hofwijck geheten, kon hij de spanningen van het Haagse hofleven vergeten en zich met zijn vrienden verpozen.

Heeft Johan van Wassenaer hem daar ooit bezocht? Hun beider huizen aan de Vliet zijn als een wonder gespaard gebleven. Hofwijck moest een groot deel van zijn stilte en bossen prijsgeven aan de bouw van een modern station.

facade

Maar Duivenvoorde ligt ongerept omringd door het landgoed De Horsten bij Voorschoten. De statige façade spiegelt zich in de negentiende eeuwse vijver van de kasteeltuinen.

Wie via het voorplein de hal betreedt staat meteen oog in oog met Maria van Voorst van Doorwerth vrouwe van Wassenaer in haar pronkgewaad. Elk juweel en elk kledingstuk werd bij haar dood in 1612 in de boedelinventaris beschreven. Zo weten we welke juwelen haar dochters - wier portretten te zien zijn aan de wand van de sfeervolle goudleerkamer - erfden. Maar tot de meisjes volwassen waren moesten de kostbaarheden volgens testament bewaard worden in een viercante juweel cofferken becleedt met groen fluweel met uyttreckende laayen. Maria's pronkgewaad, haar kraag en manchetten werden vermaakt of verkocht. Haar rozerode satijnen rok bracht 38 pond op. En wat rest ons van al dat fraaie textiel uit de Gouden Eeuw? De musea hebben ons op dat gebied vrijwel niets te bieden. Textiel is zo vergankelijk als het leven zelf. Wat blijft is Maria's portret op paneel dat me over vier eeuwen heen aankijkt en ons onbewust iets geleerd heeft.

 

Copyright Thera Coppens

Verschenen in: Nouveau