Op 15 juli 1544 stierf René de Chalon prins van Oranje Nassau. Al zijn bezittingen en titels gingen over naar zijn 10 - jarige neef op de Dillenburg: Willem van Nassau.
Door een reeks macabere gebeurtenissen rolde de rijke Oranje-erfenis in de schoot van het Huis van Nassau. Een bizarre rol is daarin weggelegd voor een van de grootste kunstenaars van de Italiaanse renaissance: Benvenuto Cellini.
In de zomer van 1527 besteeg de 25 - jarige Philibert van Orange zijn muilezel en reed in de richting van de loopgraven, die door de soldaten bij de Engelenburcht van Rome waren gegraven. De stad werd sinds enkele dagen door de keizerlijke troepen bestookt. Bij de eerste aanval was hun veldheer al gesneuveld. Keizer Karel V had de nog jonge, ambitieuze tot zijn opvolger benoemd.
Toen paus Clemens VII de vijandelijke troepen had zien naderen, verschanste hij zich doodsbang in de Engelenburcht waar hij zich vooral zorgen maakte over de duizelingwekkende waarde van zijn gouden tiara's en de verzameling juwelen in de apostolische kamer. Bij de dreigende plundering van Rome mochten ze niet in de handen van huursoldaten vallen. In het pauselijk gevolg bevond zich de Florentijnse goudsmid Benvenuto Cellini. Deze kunstenaar kreeg opdracht de edelstenen en diamanten uit hun zettingen te halen en het goud te smelten. De kostbaarheden zouden daarna in de voering van de pauselijke mantel worden genaaid, zodat ze bij een mogelijke vlucht kon meesmokkelen. Cellini kreeg de beschiking over een bovenkamertje vlak bij het beeld van de Engel en bouwde daarin een kleine, bakstenen windoven. Daar legde hij al het goud (200 pond!) op de gloeiende houtskool waarna het langzaam in een aslade droop. Hij bleef er niet naast zitten wachten maar nam ondertussen deel aan de verdediging van de burcht. Wat er toen gebeurde staat levendig beschreven in Cellini's mémoires:
'Hun loopgraven lagen minder dan een steenworp van ons vandaan en ik kon ze beschieten met oud schroot dat in grote stapels in mijn buurt lag (..). Een saker en een falconet die allebei aan de mond een beetje beschadigd waren, stopte ik vol met dat schroot en telkens als ik mijn kanonnen afvuurde vloog het als een helse hagel in het rond en bracht veel onverwachte schade teweeg in de loopgraven. Ik zorgde dus dat mijn geschut voortdurend in actie bleef en onderwijl hield ik het smeltend goud in het oog. Kort voor de vesper verscheen langs de rand van de loopgraven iemand die de mannen achter zich toesprak. Hij reed op een snel voortdravend muilezeltje, zodat ik meteen begreep dat ik de lont van mijn kanon moest ontsteken voordat hij in het vizier kwam; op het juiste ogenblik vuurde ik en raakte hem regelrecht in zijn gezicht met een van die schrootstukken, de rest van het schroot trof het muilezeltje, dat dood neerviel. in de loopgraaf ontstond een hevig tumult en toen vuurde ik het andere kanon ook af, niet zonder resultaat. De man die ik getroffen had, bleek later de prins van Oranje te zijn 1).
Het gevolg van het schot was verschrikkelijk. De soldaten tilden hun hevig bloedende opperbevelhebber uit de loopgraaf en droegen hem naar een naburige herberg. Alle edelen uit het keizerlijk leger spoedden zich daarop naar het veldbed van om hem te beklagen. De keizer toonde zich bedroefd toen hij hoorde wat zijn jonge aanvoerder was overkomen. Het leek of de prins van Oranje door het ongeluk werd achtervolgd; enkele weken na zijn geboorte was zijn vader gestorven. Zijn moeder Philiberta van Luxemburg had hem alleen opgevoed. Ze beheerde zijn uitgestrekte bezittingen in Franche - Comté, Bourgondië en Vlaanderen. De prins had maar éen zuster gehad Claudia van Chalon, echtgenote van Hendrik III van Nassau Heer van Breda. Nadat deze prinses de graaf een zoon - René van Nassau - had geschonken was ze eveneens overleden.
De weduwe vreesde dat ze nu ook haar enig overgebleven kind moest verliezen. Met zijn ijzersterk gestel overleefde de echter de zware verwondingen. Voor altijd verminkt - maar niet beroofd van zijn moed - ging hij na verloop van tijd opnieuw in het leger.
Anoniem portret van René van Chalon prins van Oranje geboren Reinier van Nassau (1519-1544)
die bij de dood van zijn oom Philibert al diens titels en bezittingen erfde.
Het jaar 1530 stond in het teken van de vrede. Paus Clemens VII kroonde in Bologna Karel V tot keizer. De gruweldaden die bij de Sacco di Roma, de plundering van Rome, waren gepleegd moesten worden vergeten. Onder de Vliesridders en andere edelen die de kroningsplechtigheid in de Italiaanse stad met hun gevolg opluisterden, bevond zich ook graaf Hendrik III uit Breda. Hij was al jaren een hoveling van de keizer. Uit hun brieven blijkt dat Karel V op vriendschappelijke wijze met hem omging. De graaf verheugde zich over de vrede die nu eindelijk tot stand was gekomen. Hij zou kunnen terugkeren naar zijn Brabantse paleis. Maar de paus - een geboren Medici - verlangde dat er nog éen kwestie werd uitgevochten. Hij zou niet met alle vredesvoorwaarden instemmen als Florence niet werd teruggebracht onder de heerschappij der Medici's. De keizer beloofde hem te steunen. En zo rukte een deel van de keizerlijke troepen uit voor de laatste fase van de Italiaanse strijd. Philibert van Chalon Prins van Oranje die nog niet helemaal was hersteld van zijn verwondingen voerde het opperbevel. Bij een ruiteraanval voor Gavinana in de buurt van Florence nam een Florentijn hem onder schot en werd de onfortuinlijke Philibert toch nog dodelijk getroffen.
Zijn ontroostbare moeder droeg de Vlaamse beeldhouwer Koenraad Meitop een gedenkteken voor hem op te richten dat nog altijd de plek van het ongeluk markeert.
Zodra Hendrik III van Nassau het overlijdensbericht ontving, kwam hij in actie: hij regelde de opvolging van zijn enige zoon Reinier of René van Nassau geboren uit zijn tweede huwelijk met Claudia van Chalon. De overleden prins had het devies 'Je maintiendrai Chalon' in zijn wapen gevoerd. En dat was de naam die zijn opvolger volgens het testament voortaan ook als eerste moest voeren, anders zou hij niet in aanmerking komen voor de erfenis. Dus noemde René van Nassau zich voortaan René van Chalon en kon de rijke bezittingen van het Huis van Oranje in ontvangst nemen. De keizer ontfermde zich over René zoals hij zich over Philibert had ontfermd. De prins werd uitgehuwelijkt aan Anna van Lotharingen, tot Vliesridder geslagen en verheven tot Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Franche - Comté en Gelre. Na de dood van zijn vader volgde hij hem op als Heer van Breda, de Lek etc. en leidde in diens weelderige paleizen te Breda en Brussel een luxueus bestaan.
Inmiddels was Cellini als beroemd Italiaans kunstenaar door de Franse koning Frans I ontvangen. Hij werd genaturaliseerd en kreeg een kasteel dat hij als werkplaats inrichtte. Een van de mooiste scheppingen waarmee hij de koning verblijdde was een kolossaal verguld zoutvat. Frans I die in een voortdurende strijd gewikkeld was met Karel V, liet zijn troepen in de zomer van 1544 oprukken langs de Marne. De inmiddels 25 -jarige René de Chalon Prins van Oranje kreeg van de keizer het bevel de opmars tegen te gaan, door de verovering van St. Dizier. En toen zou de tragische geschiedenis van het Huis van Oranje zich herhalen: opnieuw werd een prins van Oranje in de loopgraven gewond en weer zat Karel V bedroefd aan het veldbed. De stervende René die geen wettige kinderen had, liet al zijn bezittingen en titels na aan de Nassaufamilie die op de Dillenburg woonde. Het hoofd van deze tak kwam niet voor de erfenis in aanmerking omdat hij als ketter te boek stond. Diens oudste zoon, de pas 10 - jarige Willem van Nassau, werd na rijp beraad gekozen als erfgenaam en opvolger. René vond zijn graf in de Onze Lieve Vrouwekerk te Breda.
De nieuwe Prins van Oranje kon nu zijn entree maken aan het Brusselse hof, waar hij met eerbied werd ontvangen en een zorgvulkdige opvoeding kreeg. Zijn nakomelingen voeren tot op de dag van vandaag het bewind over ons land.
Het beroemde vergulde en geëmailleerde zoutvat (33, 5 cm breed) dat Benvenuto Cellini (1500-1571) in opdracht van Frans I maakte.
(Kunsthistorisches Museum, Wenen). Het werd gestolen maar werd in januari 2006 teruggevonden.
In de schatkamer van het Kunsthistorisches Museum in Wenen staat nu weer het gouden, kleurig geëmailleerde zoutvat of 'saliera' dat Cellini in 1543 maakte. De kunstenaar heeft de allegorische gestalten van Neptunus (Zee) en Land met de hand uit goud gedreven. Ze leunen sierlijk achterover. De vrouw is volgens Cellini's eigen woorden '.. zo mooi en gracieus als ik maar kon bedenken en uitvoeren..' De mannelijke figuur '..gaf ik een rijkelijk gedecoreerd schip in zijn hand, dat gemakkelijk een flinke voorraad zout kon bevatten (..) en in zijn rechterhand gaf ik hem zijn drietand.'
Het vredige tafereel is een ode aan het menselijk lichaam. Niets wijst er op dat de kunstenaar ooit een gewelddadige rol speelde in het leven van de Prins van Oranje waardoor de geschiedenis van het Oranjehuis zo'n dramatische wending zou nemen.
Copyright Thera Coppens
1):De vertaling van dit fragment is overgenomen uit 'Het leven van Benvenuto Cellini' Amsterdam, 1969