Monument voor een historisch gevoel voor humor
Op warme juni-dagen stonden we met de hele schoolklas voor de imposante, met schelpen ingelegde wand van de Bedriegertjes. De gids wist onze aandacht af te leiden door op een sierlijk haantje te wijzen en het volgende moment spoten honderden dunne straaltjes water uit de grond omhoog. Net als in de 17de eeuw beantwoordde iedereen aan de bedoelingen van de uitvinder van dit vermaak: we holden gillend van het lachend door elkaar op zoek naar een droog plekje.
Eeuwen geleden werden de bedriegertjes aangelegd om volwassenen keer op keer te amuseren.
De bedoeling van de grot in het groen met zijn ruisende waterwerken was oorspronkelijk poëtisch van aard; in de Oudheid vormde het een toevluchtsoord voor nimfen. Je kon er mijmeren en gedichten schrijven. Maar langzamerhand begon men te ontdekken dat je met koud water de mensen op een grappige manier kon laten schrikken en het succes daarvan heeft de eeuwen overleefd.
De tuinen van het uit ca. 1300 daterende Kasteel Rosendael vormden een uitstekend terrein voor de aanleg van vijvers, fonteinen en cascades. De hoogteverschillen van het landschap bedragen soms 15 meter en het water kon zonder pompen, molens of ingewikkelde dakgoot-reservoires op natuurlijke wijze opspuiten en neerstromen. De tuinarchitecten maakten er door de eeuwen heen dankbaar gebruik van; nergens in ons land waren zoveel spectaculaire fonteinen en tuinsieraden te vinden als op Kasteel Rosendael bij Velp. In zijn uitvoerig uitvoerig geïllustreerde boek over Kasteel Rosenael schrijft J.C. Bierens de Haan hoe Stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms regelmatig hun toevlucht zochten in dit Gelderse lusthof. Hun secretaris Constantijn Huygens genoot eveneens van de omgeving en wijdde een vers aan het afscheid:
'Die vanden Roosendael kan scheiden sonder suchten,
En is 't gesicht van all' syn' wonderen niet waerd.
Maer die aen Princen lust en lasten is vergaert,
Is sijn verkiesen quijt, en plicht gaet voor genuchten.
Vaert wel dan schoon verblijf, groen Hemeltjen op aerd,
Doorluchtighe orgelen van silveren geruchten,
Vaert wel, soet Paradijs, waargaloos Roosendael;
Dit 's wat van u geseght, maer verr van altemael'.
Toen Huygens nog een keer op Kasteel Rosenadel kwam waren het weer de fonteinen die hem verrukten en:
'De silvre plassen van dien onderaerdschen Regen
Daer Rosendael in swemt..'
Niet alleen de prins en met hun gevolg konden van de fonteinen genieten. Ook de gewone reizigers kregen soms de kans om bij afwezigheid van de kasteelheer door de tuinman te worden rondgeleid. Twee bezoekers beschrijven in 1705 hoe ze een weelderig aangelegde schelpengrot betreden met in de grond: '..pijpjens om emant nat te maken, werdende aen de slinkerhant bij de ingangh door der hovenier met drie kraantjes gedirigeert.'
Deze vroege Bedriegertjes lagen op dezelfde plaats als de huidige Bedriegertjes die in de 18de eeuw werden aangelegd. Bij de restauratie van de spuitertjes heeft men nog delen van koperen buiswerk in de grond teruggevonden. Ook op Het Loo en Zorgvliet hebben vroeger dergelijke spuiters bestaan. Over de tuinen van het Hof te Dieren weet een engelsman te melden: 'There are also severall pretty inventions for wetting gentlemen & ladys.'
Allerlei soorten fonteinen werden hoog mode toen Jan van der Groen hovenier van Stadhouder Willem III Mary Stuart een heel hoofdstuk aan wijdde. In zijn fantasieën over waterspuiters weet hij van geen ophouden. Eerst beschrijft hij hoe men op een flinke waterstraal een licht koperen balletje kan laten drijven '..en op dese wijse kan men kroontjes, cupidootjes, fortuyntjes, vogeltjes &c. op de stralen doen vliegen en draijen.'
Hij adviseert uit diverse hoeken van de hoven en paden waterstralen te laten komen '..daer men, als verwelfde bogen, onder door gaet, of in besloten wort, ja uyt de Baluysters, of leuningen, trappen, poorten, sitplaetsen, gemaekte kruypende slangen en kikvorssen, bloemen, rotzen, grotten en berg-werken; men kan mede gemaekte vogeltjes, die in de groente gedoken sitten, door water-stralen, die uyt der aerde komen, doen opvliegen, die de wandelaers doen verschieten, en de bysitters, al onvoorsiens bespringen.'
In Nederland zijn geen andere voorbeelden van waterspuiters bewaard gebleven dan de Bedriegertjes bij Kasteel Rosendael. Spuitertjes vormen een internationaal verschijnsel waar men zich in het zuiden al sinds de renaissance mee amuseerde. De aanleg kostte handenvol geld. Maar als je eenmaal zo'n grot met spuitinrichting bezat, was je voorlopig nog niet uitgelachen. De vermaarde essayist Michiel de Montaigne, die tussen 1580 en 1581 een dagboek bijhield van zijn reis naar Italië beschrijft daarin, hoe hij op weg naar Florence een omweg maakte om het paleis en de tuinen van te bekijken. Montaigne zegt niet veel over het 120 vertrekken tellende paleis maar de spectaculaire tuinen beschrijft hij uitvoerig: 'Wat er wonderbaarlijk is, is een grot met verscheidene compartimenten en vertrekken: die overtreft alles wat we ooit elders hebben gezien. Ze is met inlegwerk versierd (..) Er klinkt niet alleen muziek en een harmonie die ontstaat door de beweging van het water, maar ook maakt dat een aantal beelden en deuren allerlei bewegingen uitvoeren, dieren die erin duiken om te drinken en dergelijke. Door éen enkele beweging raakt de grot vol water..'
Toen de gasten in argeloze bewondering en verbazing naar dit schouwspel zaten te kijken was blijkbaar hét moment aangebroken om hen te pakken te nemen. : '..uit alle zitplaatsen spuit water tegen de billen; en als men de grot uit vlucht en de trappen van het kasteel beklimt, komen om de andere trede uit die trap, voor wie zich dat plezier gunt, duizend straaltjes water die je natspuiten tot je boven in het gebouw bent.'
We kunnen de dolle pret niet meer beleven want het Medici-paleis werd afgebroken en van alle beelden, fonteinen en grotten is alleen nog het park met enkele beelden over. Voor het echte onverwachtse genot van spuitertjes hebben we gelukkig nog steeds onze Bedriegertjes. De spuitinrichting doet het uitstekend. Wie daar nat wil worden kan er jaarlijks van 1 mei tot 30 oktober terecht.
Copyright Thera Coppens
Verschenen in: NRC Achterpagina 20-10-1994