Het is vanaf Harlingen ruim anderhalf uur varen. Maar wie de tocht er voor over heeft komt op een eiland waar zon, zeeschuim, en meeuwen het nog voor het zeggen hebben. Motorverkeer wordt er niet toegelaten. Eeuwenlang is het eiland geschuurd door wind en duinzand: het werd een plek voor rusteloze kunstenaars en dromers. In 1896 strandde hier een Noorse zeeschilderes. Daarom vindt u in het Vlielandse Tromp's Huys nog altijd haar schilderijen en de vrijwel ongewijzigde woonvertrekken vol snuisterijen van Betzy Akersloot-Berg (1850-1922) een vergeten zeeschilderes.
Dat het werk van schilderessen aan het eind van de 19de eeuw nauwelijks serieus werd genomen bewijst de criticus van het Rotterdamsch Nieuwsblad, die op 2 september 1890 n.a.v. de tentoonstelling van Betzy Berg schreef: 'De meeste harer kunstzusters spelen met bloemen en vruchten, groene rijnwijnroemers en Delftsch aardewerk, of dartelen met mollige katjes en snoezige jonge hondjes (..). Maar de zee houden zij liefst op een afstand, of wanneer zij haar al naderen, dan is het om aan haar strand te schertsen en gilletjes te slaken als de liefdeszieke god Neptuun in een ondeugende bui zijne gepluimde boden een uitval laat doen naar de fijnbeschoeide voetjes der schoone wandelaarsters.'
In de gestalte van Betzy Berg, leerlinge van H.W. Mesdag, die in de achterzaal van de Kunstclub een zestal zeestukken exposeerde, vond de journalist een schilderes van een heel ander kaliber. Nog lang voor ze haar vermaarde leermeester ontmoette, had ze in de steeds wisselende kleuren en stemmingen van de zee haar eeuwige model gevonden. In krachtige, grijswitte verfvlokken zette ze haar golven op het doek. De recensent gaf zich gewonnen: '..er is een stoutheid en durven, schier mannelijkheid, in de opvatting van dit grote zeestuk, er ligt een gerijpt talent en vervulde beloften in de uitvoering.'
De schilderes die zich vanaf 1887 onder de kunstenaars van de Haagse Pulchri mengde, werd op 16 december 1850 als Betzy Rezora Berg geboren in het Noorse Aurskog, ten oosten van het toenmalige Christiania (thans Oslo). Haar vader was een rijk zakenman die landgoederen te Vinger bezat. Toen haar talent voor tekenen- en schilderen zich openbaarde, ondervond ze van huis uit geen aanmoediging. Hoewel de schilderes altijd over haar jeugdjaren heeft gezwegen, vermoedt men dat ze een verpleegstersopleiding volgde bij de Lutherse Diakonessen in de Noorse hoofdstad. Eenmaal ontsnapt aan het ouderlijk huis koos ze de onvoorwaardelijk vrijheid en ondernam per hypermodern stoomschip een eerste reis naar het noordelijkste kustgebied. Daar kwamen de Samen of Lappen 's zomers met hun kuddes rendieren aan. In Finnmark was kort tevoren een klein ziekenhuis opgericht ten behoeve van deze nomaden. Het is mogelijk dat Betzy Berg daar onder primitieve omstandigheden de districtarts assisteerde.
Als diep gelovige kan zij er ook zendingswerk hebben verricht, want ze trok nooit ergens naartoe zonder haar Bijbel. Enkele van berkenbast vervaardigde/gevlochten voorwerpen in de opkamer van het Tromp's Huys op Vlieland herinneren nog aan deze reis. Betzy had er contact met de schilder Otto Sinding, die geregeld naar het hoge noorden voer om er te schilderen. Bij terugkeer uit Lapland mocht ze naar de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten. Maar een volledige opleiding was uitgesloten; de toegang tot de klas waar naaktmodellen poseerden werd haar ontzegd. Het tekenen en schilderen naar modellen was voorbehouden aan mannelijke leerlingen. De schilderes reisde daarop naar München waar minder preutse opvattingen heersten. Vanaf 1881 ondernam ze tochten naar de musea van andere Europese steden. Zo kwam ze oog in oog te staan met de zeegezichten van Hendrik Willem Mesdag, die een diepe indruk op haar maakten. Zijn vermaarde 120 meter lange en 14 meter hoge Grande panorama Maritime verhuisde in 1886 van Den Haag naar de Theresienstrasse in München.
Jong en oud verdrong zich voor het spektakelstuk, dat een levensecht zicht op het Scheveningse strand biedt. Maar de meeste bewondering kwam van Betzy Berg.
Mesdag vormde de aanleiding voor haar reis naar Holland. Dit eerste bezoek werd beslissend voor de rest van haar leven.
In het Tromp's Huys hangt een indringend portret dat Sina Van Houten - echtgenote van Hendrik Mesdag - van de toen 37-jarige Betzy Berg maakte. De zeeschilder had met zijn vrouw een suite gehuurd in het Scheveningse Hotel Rauch dat uitzicht bood op zee. Mesdag was een van de eerste kunstenaars die dankzij de uitvinding van de tube-verf buiten het atelier ging schilderen. Hij leerde zijn Noorse leerlinge hoe ze op het strand kon werken. Betzy maakte gebruik van een door hem ontworpen schilderskist waarvan het deksel, dat een aantal voorbewerkte paneeltjes bevatte, als ezel dienst deed. Als voorzitter van de Haagse Pulchri vormde haar leermeester de spil van het Haagse artistieke leven. In het Tromp's Huys hangt, behalve werk van Mesdag en zijn vrouw, een olieverfschilderijtje van Coba Ritsema en in het depot bevinden zich nog een aantal tekeningen van Wally Moes, Anton Derkinderen, Jan Veth en andere kunstenaars die getuigen van Betzy's contacten in schilderskringen. De kwaliteit van haar werk ging met sprongen vooruit: ze exposeerde in de Pulchri te Den Haag, in Arti et Amicitiae te Amsterdam en in de Salon de Paris. Een Dordtse criticus merkte n.a.v. haar tentoonstelling in het Dordrechtsch Museum (25 maart 1890) op: 'Arm aan hetgeen men gewoon is 'lief' te noemen, treft zij uitsluitend door ene enorme majesteit, door een sombere ernst.'
Voortgedreven door haar tomeloos verlangen naar verre kusten reisde Betzy Berg 's zomers naar de Lofoten. Op het meest noordelijke punt van Noorwegen logeerde ze bij de vuurtorenwachter. Hij was bereid haar in een kist aan een touw uit het venster neer te laten tot vlak boven de aanrollende golven. Daar zat ze te schilderen totdat ze door een ruk aan het touw te kennen gaf dat hij haar moest ophijsen. Ze exposeerde in Christiania en maakte daar gravures voor het Noorse Folkebladet. In Parijs nam ze les bij Pierre Puvis de Chavannes (1824-1898), wiens monumentale wandschilderingen in het Panthéon en het Hôtel de Ville hem beroemd hadden gemaakt. In zijn schildersklas zat Betzy naast de talentvolle Prins Napoleon Nicolaus Eugen, zoon van de Zweedse koning Oskar II, die sindsdien met haar bevriend bleef. Tot de bewonderaars van haar zeestukken behoorde ook de Duitse keizer Wilhelm II. Toen hij in 1892 een schilderij over de walvisvangst bestelde, toog de inmiddels 42-jarige tengere schilderes naar het hoge noorden en ging aan boord van een walvisvaarder die koers zette naar de Poolzee. Ze was de enige vrouw tussen het ruwe zeevolk.
Gehuld in een oliepak met zuidwester zat ze op het dek te tekenen als de geharpoeneerde potvis aan boord werd getakeld. Het was een opwindend en gevaarlijk bedrijf temidden van een onbeschriflijke stank en vuil. Betzy trotseerde alle ontberingen om de keizer uiteindelijk haar doek 'De Walvischvangst' te kunnen presenteren. Daarna leek haar bestaan plotseling in een kalmer vaarwater te komen.
Bij terugkeer in Den Haag ontmoette ze de vice-consul van Noorwegen en Zweden, die in 1891 weduwnaar was geworden. Zijn echtgenote had hem Hotel Rauch nagelaten. De weduwnaar voelde geen enkele behoefte het hotelbedrijf voort te zetten en leidde een wat stuurloos bestaan toen de 43-jarige Noorse schilderes kwam aanwaaien. Hij vroeg haar ten huwelijk en in 1893 trouwden ze.
Betzy's echtgenoot, Gooswinus Gerardus Akersloot, toonde alle begrip voor de reislust van zijn bruid. Haar hang naar vrijheid, ruimte en zee zou ze nooit opgeven. Na veel omzwervingen vond het paar in 1896 eindelijk de ideale plek om te wonen: een romantisch 16de eeuws huis, gelegen aan de oostkust van het eiland Vlieland.
Toen Betzy vernam dat in dit huis de zeehelden Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp hadden vergaderd, liet ze een gevelsteen maken met de naam Tromp's Huys. Die naam heeft het pand sindsdien behouden. Evenals het deftige interieur met veel antiek van de familie Akersloot. Betzy die tot haar trouwdatum had gesigneerd met BB (Betzy Berg) plaatste op haar nieuwe schilderijen de letters BAB (Betzy Akersloot-Berg). Ze liet in de mooie achtertuin een hoog atelier bouwen van waaruit ze een prachtig zicht had over de Waddenzee met zijn vogels en zeehonden. Dit atelier bleef bewaard en ook het schilderij dat ze van de plek maakte. Op Vlieland ging ze onvermoeibaar door met het schilderen van de zee. Zijn grillig karakter vormt nu het thema van bijna al haar werken en krijgt soms een bijna psychologische diepgang: kalm en vredig is de zee op de 'Lampionoptocht in de duinen'. Wreed en dreigend op 'De stranding van de Perle+n//', een Noors schip dat in 1897 voor de kust van Vlieland verging. In haar zucht naar zee-dramatiek ging ze zo ver, dat ze het gruwelijk opgezwollen lichaam van een drenkeling op de vloedlijn wilde schilderen. Maar dat werd haar door de burgemeester verboden. De schilderes wist een dorpeling zo ver te krijgen, dat hij met opgevulde kleren de plaats van het lijk innam.
Het overvloedig gebruik van vernis maakt dat haar zee- en strandgezichten er soms natter uitzien dan de werkelijkheid. Een enkele keer komen technische onvolkomenheden onbarmhartig aan het licht. Op een schilderij als 'De aankomst van Koningin Wilhelmina op Vlieland' (7 september 1916) spoedt de vorstin zich met een klein, stemmig gevolg over het strand. Maar het perspectief van de pier waar haar schip 'De Hydrograaf' is aangelegd, laat veel te wensen over.
Wilhelmina die Betzy - zoals de gevelsteen in het Tromp's Huys vermeldt - thuis bezocht, was een niet onverdienstelijk schilderes. Hun werken vertonen merkwaardige overeenkomsten. De twee fjorden-schilderijen van de koningin op Het Loo lijken beïnvloed door de Noorse schilderijen die bij Betzy in de nis van haar opkamer hangen. Toen Betzy in 1907 een schilderij maakte van de aankomst van Prins Hendrik op Terschelling, liet Wilhelmina het aankopen voor haar werkkamer. Het hangt thans op Huis Ten Bosch.
De bevolking van Vlieland vond de schilderes een niet onvriendelijke maar afstandelijke vrouw, die duidelijk blijk gaf van haar stand. Des te vreemder was het, dat men haar op het strand niet in de duinen aantrof in een zelfgetimmerde kist waarop een vlag wapperde. Daarin zat ze beschermd tegen het zand urenlang te schilderen.
De dichter Slauerhoff (1898-1936) die vele malen langdurig bij zijn familie op Vlieland logeerde, moet de grande dame van het Tromp's Huys hebben gekend.
Hij schetst in zijn poëzie de sfeer van het nietige dorp:
'..Slechts een wrak hek staat tusschen de armenhuistuin
En 't smalle kerkhof, hellend tegen 't duin.
't Is slechts een schrede tusschen slaap en waken.
Als wegwijzers staan witte walvischkaken,
Waaraan het vee zich schuurt de zeere zijden
Op weg van stal naar schrale duingrasweide..'
In 1919 liep Betzy Akersloot met verf, doek en penselen naar dit kerkhof om de merkwaardige grafpalen, gemaakt van walviskaken, te schilderen. Het is één van haar meest zonnige werken geworden in verdroomde tinten, die niets te maken hebben met de dood. Hoewel ze al ziek was, had de schilderes het reizen nog niet opgegeven; ze zwierf alleen van Florence naar Rome en van Sorento naar de Cote d'Azur. Haar motto 'Arbeide er livets glanspunkt' (werken geeft glans aan het leven) indachtig maakte ze nog een hele serie paneeltjes, niet groter dan ansichtkaarten. Totdat ze in december 1922 op 72-jarige leeftijd het penseel voor altijd neerlegde. Men begroef haar, volgens Betzy's laatste wens in een witte kist, op het Vlielandse kerkhof dat ze kort tevoren had geschilderd.
Copyright Thera Coppens
Verschenen in: Museumtijdschrift Vitrine
Literatuur o.a: 'Betsy Rezora Akersloot-Berg' door A.D. Wumkes 1980. 'Talent is niet genoeg' door Cora Hollema in Jrb. Vrouwengeschidenis 1982, 'Hendrik Willem Mesdag' oeuvre cat. door Johan Poort z.j. 'Slauerhoff. een biografie' door Wim Hazeu.