Als Amsterdams meisje heb ik van jongs af aan met Rembrandt geleefd. Mijn vader nam me aan de hand mee naar het Rijksmuseum. In de zaal van het 'Joodse bruidje' stond hij stil, keek, en zei alleen: 'Die mouw'. Ik zag hoe de man op het schilderij zijn armen om een verlegen meisje in een rode jurk legde. Zijn ene mouw, die al het licht ving, leek van gewatteerde zijde of satijn, geborduurd met dik gouddraad. Na een poosje trok mijn vader me mee tot dicht bij het schilderij en – bijna met mijn neus op het doek – zei hij: 'Kijk nou nog eens.' Daar hingen niets dan klodders geel, bruin, wit. Dat was geen mouw! Dat was zelfs geen penseelstreek. Dat was alleen maar dikke, klonterige verf. 'Nou, is dat geen toverij?' vroeg hij. Dat was toverij. En Rembrandt is voor mij altijd de magiër met verf gebleven, vanaf het eerste moment dat ik in zijn gloed heb mogen staan. Hoeveel onderzoekteams er ook op hem losgelaten worden, het geheim van Rembrandt zal blijven bestaan. Hij heeft in niets dan klodders het leven weten vast te houden, en dat raakt je - vierhonderd jaar na zijn geboorte – nog steeds tot in je ziel.
Nergens kom je dichter bij Rembrandts leven dan in het Amsterdamse Rembrandthuis in de Jodenbreestraat. De schilder verhuisde in 1639 met zijn vrouw Saskia naar dit nieuwe, deftige pand dat hij voor het toen forse bedrag van 13.000 gulden kocht. Hij kon zich die uitgave permitteren want hij was een succesvol schilder. Rembrandt zou er meer dan twintig jaar wonen. Drie van hun kinderen waren al in de wieg overleden totdat er, in 1641, een gezonde zoon werd geboren: Titus. Maar Saskia bleef na de bevalling ziekelijk. Ze overleed een jaar later.
In het huis – dat prachtig is gerestaureerd – vinden we in elk vertrek een stukje van het levensverhaal van Rembrandt. Zijn tekeningen, etsen en schilderijen voegen er beelden aan toe. In de 'Sael' stond de bedstede waarin Saskia haar laatste maanden sleet. Rembrandt schilderde haar liefdevol, het gelaat in de schaduw van het beddengordijn.In de ruime keuken gaat het verhaal verder: daar werkte het dienstmeisje Geertje Dircx die de zorg voor de kleine Titus en de zorg voor het huishouden op zich nam. Ze wist wel hoe ze de weduwnaar moest troosten. De schilder kreeg echter spoedig spijt van zijn haastige vrijage want Geertje begon hoge eisen te stellen. Toen hij Hendrickje Stoffels, een meisje uit Breedevoort, in dienst nam speelden zich heftige scènes in de keuken af. Geertje moest het huis uit en Hendrickje nam haar plaats in. Ze werd de tweede grote liefde van Rembrandt en de moeder van hun buitenechtelijke dochter Cornelia. Hendrickje stond model voor tal van zijn schilderijen en etsen.
Boven aan de straatkant ligt het atelier, het belangrijkste vertrek van het huis. Hier poseerde ze naakt bij de op turf gestookte ijzeren kachels, als Bathseba met de brief van koning David, als Susanna verrast door de ouderlingen of gewoon als Hendrickje, badende. In deze 'groote schildercaemer' ontstonden de meeste schilderijen zoals De Heilige Familie met engelen en andere scènes uit het Oude- en Nieuwe testament, landschappen en tal van portretten en zelfportretten. Zijn beroemdste werk, dat de historie inging als De Nachtwacht was te groot voor het atelier. Dit schilderde hij waarschijnlijk onder een houten afdak op de binnenplaats, naast de keuken.In de 'kunstcaemer' bevonden zich Rembrandts schatten die hij op veilingen kocht: helmen, harnassen en werpspiesen, afgietsels van beelden uit de Oudheid, opgezette kogelvissen, prenten, boeken, Chinees porselein, dozen vol mineralen, koralen en schelpen en 'een pertye antieckse lappen van diverse coleuren' waarmee hij zijn modellen tooide. Het is droevig dat juist deze geliefde verzameling mede tot zijn faillissement leidde.
In 1656 heeft hij vrijwillig faillissement aangevraagd en gekregen, met als voorwaarde de gedwongen verkoop van al zijn bezittingen. Rembrandt verhuisde met Hendrickje en de beide kinderen naar een huurhuis aan de Rozengracht. Het genie werkte onverminderd voort; Het joodse bruidje en De verloren zoon ontstonden in deze donkere periode. Het noodlot trok zijn handen niet van hem af; in 1663 ging Hendrickje dood en in 1668 overleed de pas 27-jarige Titus. Voor de schilder waren alle verliezen te zwaar. Hij stierf op 4 oktober 1669 drieënzestig jaar oud en werd begraven in de Westerkerk.
In 1984 kreeg ik een wondermooi geschenk; het boek Rembrandt geschreven door Gary Schwartz waarin, voor het eerst, alle schilderijen in kleur waren afgebeeld. Maar het was ook een unieke biografie; alle bekende documenten en schilderijen vormden een verhaal. Het volmaakte huwelijk tussen kunst en uitgebreide kennis! Het boek staat inmiddels stukgelezen op mijn boekenplank, het puilt uit van de memoblaadjes, kranten- en tijdschriftenknipsels. Ik was verrast toen ik hoorde dat de auteur aan een nieuw, nog groter en dikker Rembrandtboek werkt, dat in het Rembrandtjaar in het Nederlands, Duits, Frans en Engels verschijnt.
Ik ging hem opzoeken in zijn mooie woning te Maarssen, aan de oever van de Vecht. Gary spreekt langzaam en zorgvuldig met een charmant Amerikaans accent. Hij vertelt hoe hij tijdens zijn studie kunstgeschiedenis in Baltimore werd gegrepen door de etsen van Rembrandt: 'Ik was meteen gewonnen. Ik volgde een uur per week colleges in de Nederlandse taal, een half jaar lang. Met een beurs van de Kress Foundation reisde ik toen naar Holland. Ik zou er een jaar blijven om aan mijn proefschrift te werken.'Bij aankomst in het land van Rembrandt keek hij zijn ogen uit: 'De herkenning was zo mooi. Leiden, de geboortestad en Amsterdam waar hij werkte, dat zijn nog steeds steden met dezelfde plattegronden. Met veelal dezelfde gebouwen. De hele fysieke omgeving is er nog.' Dat Gary niet terugkeerde naar de VS had niet alleen met Rembrandt te maken maar vooral met Loekie, de studente die hij in Utrecht ontmoette: 'Het was onuitgesproken liefde op het eerste gezicht.' Hij kreeg een aanstelling bij uitgeverij Meulenhoff als redacteur van het grote Rembrandtboek van Horst Gerson. 'Ik werd volledig ondergedompeld in de wereld van Rembrandt.' Gary heeft hem nooit meer losgelaten. En Loekie ook niet. Ze trouwden en begonnen na een aantal jaren een uitgeverij van kunstboeken. Toen zijn eigen, eerste Rembrandtboek verscheen was het Loekie die het in het Nederlands vertaalde.Nadat hij zijn uitgeverij had doorverkocht zette Gary Schwartz een uniek project op: Codart, een wereldwijde netwerkorganisatie van Nederlandse en Vlaamse kunst. De site vormt voor museumconservatoren en voor iedere kunstliefhebber een geweldige toegang tot alle museale verzamelingen en tentoonstellingen van Nederlandse kunst. Zie: www.codart.nl.
Sinds acht jaar schrijft hij bovendien columns voor het Financieel Dagblad (te lezen op www.garyschwartzarthistorian.nl).
'Rembrandt is een oneindig onderwerp,' zegt Gary die inmiddels meer dan veertig jaar in Nederland woont, 'alles dat je aanraakt is bij Rembrandt goud. Alles is kwaliteit. Elke keer weer sta je er versteld van hoe begaafd hij was, hoe betrokken.'Hij neemt het loodzware manuscript van het nieuwe boek op schoot: 'Dit boek wordt compleet anders dan het vorige. In dit boek probeer ik recht te doen aan het complete oeuvre van Rembrandt – dus ook de etsen en tekeningen – met de belangrijkste thema's. Het is ook niet chronologisch van opzet, zoals het vorige. Dit wordt het eerste boek dat je gaat grijpen als je iets over Rembrandt wilt weten, over welk onderwerp ook. Ik ken geen ander boek dat zo'n allesomvattende opzet heeft.'Hij bladert door de rijke, veelbelovende inhoud opgesplitst in tal van namen en onderwerpen: met veel illustraties Saskia, Titus, the studio, techniques, form, color, light... Gary Schwartz kijkt op en zegt: 'Op de binnenplaats van het Rembrandthuis bevond zich een beerput, waarin alle afval terecht kwam. Die beerput is opgegraven en toen ze bij de afval kwamen die uit Rembrandt tijd stamde, werd er – behalve geglazuurde knikkers van klei – ook een aardewerken pot gevonden met resten loodwit erin. Die staat nu in een kleine vitrine opgesteld.'Ik vind het opwindend om te denken dat de klodders uit deze verfpot een onderdeel vormden van Rembrandts magische techniek en dat daarmee misschien de plooien van Hendrickjes hemd zijn aangezet. Gary Schwartz zegt uit de grond van zijn hart: 'Als je je eenmaal verdiept in Rembrandt heb je er levenslang voldoening van. Je zou toch wel gek zijn om zoiets moois de rug toe te keren.'
Een gape, of drie-potig aardewerken potje, dat in de beerput van Rembrants huis werd gevonden.
Uit materiaal-technisch onderzoek is gebleken dat Rembrandt niet meer dan tien pigmenten tot zijn beschikking had waarmee hij wel meer dan honderd tinten en kleurnuances wist te toveren. Kant en klare tubes verf werden pas eeuwen later uitgevonden. Rembrandt werkte met pigmenten als loodwit, omber, gele oker, beenderzwart en kraplak. Zijn leerlingen wreven de poeders vermengd met lijnzaadolie tot verf.
Linnen van de vlasakkers, olie uit lijnzaad en pigmenten uit de schoot van Moeder Aarde. Dat is alles waar je naar kijkt als je voor een schilderij van Rembrandt staat. Maar wat je ziet is het leven, de emotie en de illusie van beweging die de meester er in legde.
Copyright Thera Coppens
Verschenen in: Nouveau april 2006