Artikel geschreven naar aanleiding van 'Meesters van de Romantiek, Nederlandse schilderkunst 1800-1850' 8 oktober t/m 8 januari 2006 in de Rotterdamse Kunsthal.
Volgens een vastgeroeste opinie heeft de Romantiek in Nederland nooit bestaan. Zijn we in dit land – waarin de nuchterheid zou overheersen – massaal over deze belangrijke, internationale kunststroming heengestapt? De Rotterdamse Kunsthal bewijst met de tentoonstelling Meesters van de Romantiek het tegendeel.
De strakke, koele lijnen van de Rotterdamse Kunsthal contrasteren sterk met de vloeiende vormen van de romantische schilderkunst die op de wanden getoond wordt. Er liggen bijna twee eeuwen tussen de architectuur van Rem Koolhaas en de geboorte van de kunststroming. In die tweehonderd jaar zijn we vervreemd geraakt van het sentimentele gevoelsleven van de kunst van onze voorvaderen uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Geen periode uit de Nederlandse kunstgeschiedenis werd zozeer veronachtzaamd als de Romantiek.
Ronald de Leeuw, hoofddirecteur van het Amsterdamse Rijksmuseum dat in verbouwing is, waagde zich als gastconservator aan de samenstelling van de eerste grote overzichtstentoonstelling 'Meesters van de Romantiek'. Van de ca driehonderd getoonde schilderijen, tekeningen, aquarellen en olieverfschetsen zijn er vijfendertig afkomstig uit het Rijksmuseum. De overige romantische werken werden in bruikleen afgestaan door particulieren en door musea in binnen- en buitenland.
Andreas Schelfhout: Ruïne bij maanlicht (detaill) 1854
Wie vasthoudt aan de gedachte dat alles wat de kunstenaars in dit tijdperk produceerden min of meer op de lachspieren werkt, kan Rotterdam dit najaar beter mijden. Het spotten met bloedrode zonsondergangen, door maanlicht overgoten ruïnes, smartelijke schipbreukelingen, wenende weduwen, beeldige huisdieren en dartele kindertjes is zo langzamerhand een cliché van een cliché geworden.
Waarom zijn we bereid ons te verplaatsen in de denkwereld van Memling, Rembrandt of Mondriaan maar zetten we ons af tegen de geestesgesteldheid van de kunstenaars van de Nederlandse Romantiek? Heeft het te maken met een overvloed aan gevoelens die schilders als Schelfhout, de Krusemans, Scheffer, Nuyen, de Pienemans en de Koekkoeks over ons uitstorten? Vreemd genoeg geldt die afkeer van sentimenten niet voor de muziek uit de Romantiek; Schumann, Beethoven, Schubert zijn altijd serieus genomen. Ook de romantische literatuur – van Goethe tot Victor Hugo - wordt met begrip voor het zielenleven van de mens uit dit tijdperk gelezen. Het Hollands cynisme treft meestal producten van eigen bodem. Lachen om Tollens:'Wien Neerlands bloed in de aders vloeit,' mag. Wie echter Lord Byron bespottelijk maakt geeft blijk van slechte smaak.Maar er zit iets in de lucht dat de verandering inluidt. Binnen een jaar tijd organiseerden drie grote musea onafhankelijk van elkaar tentoonstellingen met schilderijen uit de Romantiek. België liep voorop met 'Romantiek in België', het Haags Gemeentemuseum volgde met 'De Romantiek en de Haagse school'. In een recensie die de Volkskrant over de laatste tentoonstelling plaatste, haalde de publicist nog eens alle oubollige vooroordelen tegen de vaderlandse Romantiek uit de kast: 'Nederlandse romantiek is van kaliber Efteling' kopte deze krant.Bij de tentoonstelling in de Kunsthal is een dikke, uitvoerige geïllustreerde catalogus verschenen onder redactie van Jenny Reynaerts en Benno Tempel. De auteurs hebben de schilderkunst van de eerste helft van de negentiende eeuw opnieuw aan een kritische, onbevooroordeelde analyse onderworpen en getracht oude cliché 's te doorbreken of te nuanceren. Het resultaat is een frisse kijk op een belangrijke schakel in onze kunstgeschiedenis.
De Romantiek - die volgde op het rationalisme van de achttiende eeuw - is doortrokken van een eeuwig verlangen. Deze Sehnsucht werd subliem bezongen door Schuberts Wanderer: 'Daar waar je niet bent, is het geluk'. Hoe kon dit sentiment op vaderlandse bodem tot bloei komen? Om dat te begrijpen is het goed iets te weten van het politieke decor. Historisch gezien maakten we nooit zo'n rommelige tijd mee als toen. In 1795 liet de laatste Oranje Stadhouder zich door patriotten en Fransen wegjagen; ons land werd omgedoopt tot Bataafse Republiek. Dat bracht na de euforie meer verlies dan geluk. De nieuwe Republiek was bijna failliet toen keizer Napoleon in 1806 het Koninkrijk Holland creëerde en zijn jongere broer op de troon zette. Koning Lodewijk Napoleon vatte zijn taak met zoveel ernst en liefde op, dat hij de Hollandse belangen voor die van Frankrijk stelde. Napoleon heeft hem dan ook na een bewind van vier jaar tot troonsafstand gedwongen. Ons uitgeputte land werd bij het Franse keizerrijk ingelijfd. In 1813 toen de keizer was verslagen, keerde de Oranjeprins uit ballingschap terug en werd ingehuldigd als koning Willem I. De wederopbouw begon. Tijdens het Wener Congres in 1815 besloot men ook België onder het gezag van de koning van Nederland te brengen. In 1830 kwamen de Belgen in opstand en riepen, precies 175 jaar geleden, de onafhankelijkheid uit. Is het een wonder dat men in ons land hunkerde naar welvaart, stabiliteit en geborgenheid?
Moritz Galisch: 'Biddende Italiaanse vrouw' (ca.1850)
Tijdens de roerige decennia deed het volk van de Lage Landen wanhopig zijn best om in de kunst een eigen identiteit te behouden. Koning Lodewijk Napoleon had hier alle begrip voor en hij stimuleerde de kunstenaars om zich te spiegelen aan de kunst van de Hollandse Gouden Eeuw en dit roemrucht tijdperk te doen herleven. Zo organiseerde hij tentoonstellingen van levende kunstenaars, stelde catalogi samen, stelde de Prix de Rome in en richtte het Koninklijk Museum op, voorloper van het Rijksmuseum.
De nieuwe kunstenaars vonden hun onderwerpen thuis bij het gezin, in de kerk, in pittoreske hoekjes van steden en dorpen maar vooral in de natuur. De veel bewonderde zeventiende eeuwse meester Jacob van Ruysdael diende als voorbeeld van de nieuwe, getalenteerde landschapschilders als Schelfhout, Van Os en Koekkoek. De gestalten op hun schilderijen en tekeningen zijn gewone, nederige burgers die onder hoge, gloedvolle wolkenhemelen in harmonie verkeren met de natuur van het lieve vaderland. Serene jonge meisjes, spelende kinderen, koeien en schapen houden zich op in de geborgenheid van het woud, aan de oever van een vaart of in de weide. Het 'verhaal' dat achter de taferelen schuilt, heeft altijd een gevoelige lading. Soms is het subtiel, zoals 'Het verstoorde pianospel' door Willem Barend van der Kooi van een meisje dat zich in haar blauwe jurk van het klavier tot twee plagerige broertjes wendt. Vaak is het heftig en aangrijpend zoals 'De zeeramp op rotsige kust' van Wijnand Nuyen waarbij drenkelingen schreeuwen en de woeste golven over de lijst lijken te klotsen.Binnen het tijdperk van de Romantiek – dat pas in 1832 zo werd genoemd – zijn tegenstrijdige emoties te vinden. Men zocht de rust en het geluk in het idyllische vaderland maar volgde ook de Wanderer die over de Alpen zwierf in het verlangen het geluk in het exotisch Italië te vinden. Om er enig overzicht in te brengen worden de tegenstellingen op de tentoonstelling in vier thema's onderverdeeld: het vreemde en het eigene, het eeuwige en het tijdelijke, het moderne en het verleden, het zuivere en het onbeheerste.
Zo geeft de prachtige 'De Parijse kade in Rouen' door Johannes Bosboom (1839) een blik op het buitenland, dat toen nog tot het verre en 'het vreemde' behoorde, evenals de vele berglandschappen en ruïnes op de rotsen langs de Rijn.Het 'eigene' daarentegen komt onder meer tot uitdrukking in 'Het Raampoortje' door Wouter van Troostwijk, een idyllisch hoekje van Amsterdam waarop de sneeuw een vredige stilte uitdraagt. Het doek toont als zoveel stads- en dorpsgezichten uit de Romantiek, een vertrouwd stukje van het beminde vaderland.Het 'eeuwige' kreeg vorm in getekende en geschilderde kerkinterieurs of de met overgave 'Biddende Italiaanse vrouw' in haar vlammend rode jurk (Moritz Calisch). Uit de beschouwing van een onaanzienlijke bouwhoeve aan een beek (Wouter van Troostwijk, 1809) vloeit de romantische filosofie voort: het heldere wasgoed dat ligt te bleken op het veld is maar tijdelijk en vergankelijk vergeleken bij de eeuwige schoonheid van de omringende natuur.
Charles Howard Hodges
Emma Jane Hodges (1789-1868). Dochter van de schilder
Olieverf op doek, 77 x 62 cm
Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Het gezicht van de tentoonstelling vormt voor velen het charmante portret van Emma Jane, dochter van de in Nederland werkzame schilder J.H. Hodges, een 'modern' meisje aan het begin van de negentiende eeuw. Ze is gekleed in een wit, soepel vallende japon met – volgens de empiremode – een verhoogde taille en opgestoken kapsel. Haar mannelijke tijdgenoten zijn op de tentoonstelling ruim vertegenwoordigd met hun hoge, zijden hoeden, slobkousen en bakkebaarden vaak in gezelschap van raspaarden of honden. Een bij uitstek romantische gestalte vormt de jongeman in het zacht belichte trappenhuis, die teder zijn hand uitsteekt naar een jachthondje dat van de treden naar hem toe springt (Pieter Christoffel Wonder, 1828).De tegenhangers van 'het moderne' vormen de gestalten uit de historie, die zeer tot de verbeelding spraken. Louise de Coligny, weduwe van Willem de Zwijger werd door Jan Adam Kruseman geschilderd vol verheven aandoeningen met de kleine prins Frederik Hendrik op schoot. Ook figuren als de gebroeders De Witt, Michiel de Ruyter en Jacoba van Beieren waren geliefd omdat ze het nationaal besef bevorderden dat tijdens de Franse overheersing verloren dreigde te gaan.
Met de meesters van de Haagse School en de dageraad van het impressionisme werden de romantische schilders langzaam ouderwets maar zeker niet miskend. Vincent van Gogh schreef in 1885 na een bezoek aan het pas geopende Rijksmuseum in Amsterdam: 'Bosboom, Waldorp, Nuyen, Rochussen, de oorspronkelijke lui van die periode van 40 jaar terug, ik zie ze altijd graag 'Het is een opmerking die na een bezoek aan de Rotterdamse Kunsthal door veel bezoekers beaamd zal worden. Het eeuwige verlangen is terug: de zoektocht naar geborgenheid en volmaakte rust in de ongerepte natuur is misschien nooit zo sterk geweest.
Copyright Thera Coppens