Met de aankoop van de totale collectie van het voormalige Nederlandse Museum voor de Knipkunst in Schoonhoven, heeft het Westfries Museum twee jaar geleden de grootste knipkunstverzameling van Nederland verworven. De ragfijne knipsels zijn in Noord-Holland op hun plaats want nergens werd in het verleden zo kundig en intensief de knipkunst beoefend als in de West-Friese stolpboerderijen.
Noord-Hollandse knippers en knipsters
De 70-jarige dominee Jan Cornelisz de Bleyker (1707–1783) knipte zes jaar voor zijn overlijden de Poort tot de Hemel uit papier. Hij deed het met zoveel toewijding en aandacht, dat het lijkt of hij er al eens was geweest. Zijn hemelpoort is versierd met minutieuze wingerdranken en druiventrossen. Engelen vliegen door het zwerk en op de boog prijken de drie christelijke deugden; Geloof, Hoop en Liefde. De Bleyker dreef zijn scherpe schaartje tot ver op de hemelweg; in de slanke boompjes zitten vogeltjes met gespreide vleugels - steeds kleiner en kleiner wordend - Gods lof te zingen. Zo lijkt het althans want dit stille prentje jubelt in alle details.
De dominee knipte zeker vanuit zijn religieuze gevoel maar er zat ook noodzaak achter want als predikant in Alkmaar verdiende hij te weinig om zijn vrouw en kinderen te onderhouden. De Bleyker specialiseerde zich in bijbelse knipsels die hij aan de gelovigen verkocht. Doordat hij vaak zijn naam of initialen in zwierige lettertjes in de randen verwerkte, raakte hij niet in de vergetelheid. Zijn stijl die in zijn verfijning soms aan kloskant doet denken, is in al zijn knipsels herkenbaar.
Een jongere collega van deze knipper, Gerrit Konsé (1751-1826), pakte het commercieel aan. Hij adverteerde in de Hoornsche Courant met 'konstig in wit papier uitgedreven pourtraiten' voor twee gulden. Men kon ze naar wens bestellen 'in fraai Vergulde Lysten'.
Er zijn ook tal van knippers en knipsters die anonieme meesterwerkjes van volkskunst hebben nagelaten. Dat waren vooral West-Friese boerinnen. 's Zomers moesten ze hard op het land werken maar 's winters was er tijd om bij elkaar op theevisite te gaan. Ze namen hun liedbundel en schaartje mee en tijdens het zingen knipten ze figuurtjes uit zwart of wit papier. Er werden knipsels voor gelegenheden gemaakt zoals huwelijk, geboorte en overlijden vol bloemen, vogels en gekalligrafeerde spreuken. Voor veel stolpboerderijen staan sierlijke leibomen die een geliefd onderwerp vormden voor hun knipkunst. De boerinnen vouwden het papier dubbel, knipten de gesnoeide takjes en twijgen uit en zetten ze in een geknipte pot. Opengevouwen tonen deze 'pottenboompjes' een symmetrisch beeld dat doet denken aan merklappen, waarop ze eveneens werden vereeuwigd. Als het gezang verstomde en de theepot leeg was, legden de boerinnen hun knipwerkjes in de liedbundel en gingen liepen naar huis. Zo bleven de 'pottenboompjes' goed bewaard en vormden een bron van inspiratie voor de volgende generatie knipsters.
Papieren Snijconst
De knipkunst werd in de voorafgaande 17de eeuw zeker niet als volkskunst beschouwd. Het waren juist de telgen uit welvarende families in de grote steden die zich in de 'Papieren-snijconst als Konstig en Vermaaklijk Tijdverdrijf' bekwaamden. Het werk van Johanna Koerten-Blok (1650-1715) genoot zo'n vermaardheid dat haar Amsterdamse werkplaats werd bezocht door burgemeesters en edelen. Zelfs tsaar Peter de Grote van Rusland wilde haar tijdens zijn reis door ons land zien knippen. Haar motieven zocht Johanna ver buiten het alledaagse leven; in de collectie van het Westfries Museum bevindt zich o.m. een fraai ingelijst knipwerk, dat de 'Romeinse Vrijheid' in beeld brengt. Twaalf veldheren en heersers uit de Oudheid scharen zich in medaillons om de allegorische gestalte van de getroonde Vrijheid.
Anna Maria van Schurman en Agnes Block waren Johanna's erudiete tijdgenotes, die eveneens de knipkunst beoefenden. Van Schurman was de eerste vrouw in ons land die aan de universiteit studeerde. Ze schreef over haar kinderjaren: 'Als ik maar een dochtertje van ses jaren was, kon ik zonder enig voorbeelt allerlei treksels en beeldjes uit papiertjes die mij in de hand vielen met een schaartje uitknippen.' Met het woord 'treksels' bedoelde Anna Maria de vele malen dubbelgevouwen stroken geknipt papier die bij het uittrekken een hele rij identieke figuurtjes te zien geeft.
De botaniste Agnes Block verwierf als Flora Batava bekendheid doordat ze er in slaagde op haar buitenplaats aan de Vecht als eerste een tropische ananas te kweken. Toen Agnes in 1674 trouwde, schreef haar goede vriend Joost van den Vondel een bruidslied waarin hij onder meer haar knipkunst bezong:
'... d' Een (Agnes) schept somwijl lust op 't land,Daar zij bloemen zaait en plant,
Of de Bloemgodin helpt vieren,
En het loofwerk op papieren,
Uitgesneden met de schaar,
Offert op het huisaltaar..'
Profielsilhouetten
Van de deftige kamers in de grachtenpanden sloeg de kniprage in de 18de eeuw over naar het platteland boven het IJ, waar deze volkskunst in de 19de eeuw tot grote bloei kwam. Tegelijkertijd ontwikkelde zich in binnen- en buitenlandse salons een ware passie; lange winteravonden werden opgevrolijkt met het knippen van elkanders gelaat of gestalte. Men sprak wel van 'zwartjes knippen'. Etienne de Silhouette - de Franse minister van financiën onder koning Lodewijk XV - raakte er zo aan verslaafd, dat men aan het knippen van zwartjes zijn naam heeft gegeven. Het model werd en profile uit zwart papier geknipt. Zo'n silhouetportret toont vaak een grote gelijkenis want de unieke vormen van voorhoofd, neus, lippen en kin bepalen iemands uiterlijk. Bovendien is een silhouetportret veel goedkoper dan een olieverfportret. Van heel wat beroemdheden uit de 18de en 19de eeuw zijn geknipte portretten bewaard gebleven zoals van Wolfgang Amadeus Mozart, Belle van Zuylen, Goethe en Betje Wolff en Aagje Deken.
Een andere reden om portretsilhouetten te knippen was de opkomst van de physiognomie. In de allereerste encyclopedie staat een omschrijving: 'Physiognomie wordt die Weetenschap door betekent, welke leraart, om uit 's Menschen Gelaat, of Wezenstrekken (...) deszelfs aard, inborst en hartstocht te leren kennen.'
Mannen en vrouwen van de bevoorrechte standen die met hun vrije tijd geen raad wisten, begonnen zich nieuwsgierig te verdiepen in elkanders gezicht en karakter. Bezorgd bestudeerde men de hoogte van zijn of haar voorhoofd, het puntje van de neus, de verhouding tussen boven- en onderlip. De betekenis achter de maten en vormen van het gelaat werden verklaard door Johan Kaspar Lavater de predikant uit Zürich die er tussen 1775 en 1778 een 4-delig geïllustreerd boekwerk over had geschreven: 'Physiognomische Fragmente'. Lavater schreef: 'Het schaduwbeeld (..) is slechts de grenslijn van de helft van het gezicht; maar het meest gelijkend, omdat het een directe afdruk van de werkelijkheid is.' Lavater had al zijn kennis over gelaatskunde niet uit zijn eigen duim gezogen. Hij baseerde zijn theorieën op geschriften van de Griekse geleerde Aristoteles die bijvoorbeeld beweerde: 'Die de bovenlip groter hebben dan de onderlip, zullen het karakter eens Ezels hebben.'
Dat was niet zo vleiend voor Willem V prins van Oranje, wiens portretsilhouet bij alle Orangisten aan de muur hing. Diens bovenlip stak een flink stuk naar voren.
In de volksknipkunst trok men zich weinig van deze pseudo-geleerdheden aan. Knippers trokken met schaar en papier naar de markten en knipten voor een paar stuivers profielen. Hun politieke spotprenten gingen bij partijgenoten grif van de hand.
De amusementswaarde van de knipkunst is nog niet verdwenen; ons land telt minstens zes professionele knippers die op party's verschijnen om profielsilhouetten van de gasten te knippen. De Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst geeft een eigen blad uit. Deze ragfijne volkskunst, die zoveel aandacht en concentratie vergt, bloeit ook in de 21ste eeuw voort. Dominee de Bleyker kan er vanuit zijn geknipte hemel tevreden op neerzien.
Behalve het Westfries museum in Hoorn (www.wfm.nl) bezitten o.m. het Openluchtmuseum in Arnhem en het Museum van Papierknipkunst in Westerbork belangrijke collecties. In het Duitse Vreden, vlak over de grens bij Winterswijk, bevindt zich in het Oude Raadhuis het Scherenschnittmuseum van Hermann Geding dat de grootste collectie papierknipkunst ter wereld heeft.
Copyright Thera Coppens