Thera Coppens auteur van 'Sophie in Weimar, een prinses van Oranje in Duitsland' vertelt op persoonlijke wijze over het ontstaan van haar boek:
Als ik er het succes van Hortense de vergeten koningin van Holland (6de druk) over nadenk om mijn volgende boek te gaan wijden aan prinses Sophie, het jongste kind van koning Willem II, lijkt het wel of de historie zich inspant om haar zo onaantrekkelijk mogelijk voor me te maken. Haar moeder Anna Pavlovna schrijft naar tsaar Nikolaas I dat haar dochtertje '..geen schoonheid' is en later komt haar jaloerse schoonzuster koningin Sophie van Württemberg woorden tekort om 'dat kleine, vette propje uit Weimar' in haar brieven zwart te maken.
Na vele jaren studie in binnen- en buitenlandse archieven rijst er een heel ander beeld van Sophie voor me op. Zij heeft haar moeilijke leven lang het devies van haar Oranjefamilie Je maintiendrai in praktijk gebracht en in haar zorg voor de cultuur overtreft ze alles wat de Oranjes voor- en na haar hebben gepresteerd.
In de zomer van 2006 ga ik voor het eerst naar Weimar en raak meteen verliefd op de ongeschonden stad waar in elke steeg een poëtisch verhaal ligt, waar de muziek van Liszt over de leien daken zweeft en de herinneringen aan Goethe en Schiller worden gekoesterd.
Ik heb een afspraak op het groothertogelijk slot, waar de Oranjeprinses vijfenvijftig jaar resideerde. In de prachtige balzaal, de Dichterzimmer noch de schilderijengalerij blijkt echter een portret van haar te hangen. De directeur verontschuldigt zich en neemt me mee naar het depot. Daar trekt hij het levensgrote portret van die Holländische Prinzessin aan een rails tevoorschijn. Flauwe beschenen door een lampje kijkt Sophie me in haar galajapon van ijsblauwe satijn aan. De ontwijkende blik in haar intelligente ogen fascineert me. Welk geheim verbergt ze? Als ik weer buiten kom staat mijn besluit vast: ik zal een boek aan haar wijden.
Al speurend begint haar leven zich voorzichtig voor me te ontvouwen. In 1824 wordt ze geboren als kind van een onevenwichtig ouderpaar. Boven haar hoofd voltrekken zich familieruzies, revolutie en oorlog. 's Zomers loopt het prinsesje op klompen door de vredige tuinen van Soestdijk naar haar speelboerderijtje, melkt haar lakenvelders, ment haar raspaarden en voert de kippen. Haar briljante geest wordt niet gevoed want de leraren zijn er alleen voor haar oudere broers. Later haalt Sophie alle achterstand hongerig in. Ze leert Frans, Duits, Italiaans en Engels en verslindt studieboeken.
Het speelboerderijtje van prinses Sophie bij Paleis Soestdijk
In 1842 wordt ze uitgehuwelijkt aan haar zes jaar oudere neef: Carl Alexander van Saksen Weimar Eisenach. Hij is beeldschoon, bereisd en erudiet. De kleine Sophie reikt nog niet tot zijn schouder. Aan het culturele hof van Weimar wordt de prinses ingewijd in de wereld van literatuur en muziek. Ze ontmoet Hofkapellmeister Franz Liszt. Hij schrijft naar zijn vriendin in Parijs: 'Vier tot vijf maal per week geef ik zanglessen aan Hare Koninklijke Hoogheid de erfgroothertogin, een zeer verstandige prinses met een prachtige stem.'
Het jonge paar leidt 's zomers een uitbundig leven op de Ettersburg waar op een dag de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen op bezoek komt. Carl Alexander bezwijmt bijna van verering voor zijn gast. 'Ik heb de jonge hertog oprecht lief,' schrijft Andersen in zijn dagboek. Een week later komt het afscheid: 'Ging 's morgens voor 8 uur naar de Erfgroothertog, hij ontving me in zijn hemd en had daaroverheen een kamerjas geworpen. Hij drukte me aan zijn borst, we kusten elkaar. "Denk altijd aan dit moment, we zijn vrienden voor het leven." We weenden allebei.'
Sophie begrijpt de aard van Sasja, zoals ze Carl Alexander noemt, aanvankelijk niet. Ze wordt eindelijk zwanger en tijdens de zware bevalling zegt ze tegen hem: 'Ik wil zo standvastig zijn als het Tinnen Soldaatje.'
Met een groeiend gevoel van compassie breng ik meerdere bezoeken aan Weimar en zoek in het Thüringesches Hauptstaatsarchiv naar menselijke emoties achter de feiten. Ik vind Sophies reisdagboek van een tocht die ze met haar moeder naar Italië maakte. Haar notities onthullen hoezeer ze heeft geleden onder de hysterische driftaanvallen van Anna Pavlovna. Haar dochter begint de scènes onderweg ironisch te nummeren IV Grande Mauvaise Humeur absurde état de folie complete! noteert ze in Genua.
Na de geboorte van prins Carl August brengt Sophie nog drie prinsessen ter wereld: Marie Alexandrine, Anna Sophie en Elisabeth. De dood van het tweede prinsesje verandert haar voorgoed; Sophie wordt gesloten en schijnbaar koel.
Naast al haar drukke sociale, politieke en culturele werkzaamheden reist Sophie meerdere keren per jaar naar Den Haag om de deplorabele toestand aan het hof van haar broer Willem III bij te sturen. Als zijn gemalin overlijdt, verschijnt de eenenzestigjarige weduwnaar in Weimar om de hand te vragen van zijn jongste nichtje Elisabeth. Groothertogin Sophie wil zielsgraag dat haar dochter koningin van Nederland zal worden. Maar Elisabeth reageert wanhopig. Ik vind een map met haar brieven, ze smeekt haar vader om niet met '.. die walgelijke man' te hoeven trouwen. Terwijl Elisabeth nog met haar moeder strijdt, heeft koning Willem III Weimar ongeduldig verlaten en reist naar Waldeck Pyrmont waar de gehoorzame prinses Emma hem haar ja-woord geeft.
Het gouden huwelijksportret van Sophie en Carl Alexander
Sophies huwelijk is in schijn harmonieus. Maar ze is zeer eenzaam aan het hof, zoals ze de schrijver Friedrich Hebbel bekent. Ze koestert echter een felle passie: de literatuur. Zij voelt als geen ander dat de werken van Goethe, Schiller en vele anderen het leven van arme en welgestelde mensen emotioneel kan verrijken. Hun scheppingen moeten voor toekomstige generaties bewaard worden.
Walther, de schuwe kleinzoon van Johann Wolfgang von Goethe, worstelt al een halve eeuw met de bestemming van de nalatenschap van zijn geniale grootvader. Diens huis aan het Frauenplan is hermetisch afgesloten. Walther weigert ook maar iets van zijn manuscripten of verzamelingen te verkopen. Als hij in 1885 ongehuwd sterft houdt de wereld zijn adem in. Groot is de verontwaardiging als blijkt dat groothertogin Sophie tot de erfgename van de gehele literaire nalatenschap is benoemd. Sophie spreekt dan de beroemde woorden: 'Ik heb geërfd, Duitsland en de wereld zal met mij mee erven.'
Het Goethe-Schiller archief in Weimar dat Sophie liet bouwen
De rest van haar leven wijdt Sophie zich aan Goethe. Ze zorgt voor de uitgave van zijn volledige werk dat als de Sopienausgabe in 143 delen onder het volk komt, ze richt het Goethegesellschaft op en geeft Goethe-jaarboeken uit. Bij de tragische dood van haar enige zoon in 1894 maken de werkzaamheden haar verlies draaglijk.
Kort na haar Gouden Bruiloft waarbij de koninginnen Emma en Wilhelmina als eregasten aan het galabanket zitten, wordt Sophie overvallen door vermoeidheid. Ze sterft op 23 maart 1897 onverwachts aan een hartstilstand.
Op het oude kerkhof van Weimar daal ik af in de Fürstengruft . Daar rust Sophie aan de zijde van haar enige grote liefde: Johann Wolfgang von Goethe. Hij kreeg als dichtervorst een plaats tussen de aardse vorsten. Sophia, de naam die wijsheid betekent, heeft ervoor zorg gedragen dat hij onsterfelijk werd..
Fragment uit hoofdstuk 27 van SOPHIE IN WEIMAR:
Voor de drieëntwintigjarige Wanda von Puttkamer werd haar nieuwe betrekking als hofdame van groothertogin Sophie van Saksen Weimar Eisenach een leerschool voor het leven. Om elke minuut van het overvolle dagprogramma op het slot goed te besteden, droeg de bejaarde vorstin Von Puttkamer op de stapel Duitse, Franse, Belgische en Engelse kranten en bladen te lezen en een samenvatting te maken van het belangrijkste nieuws. De hofdame koos feilloos de berichten die voor de groothertogin essentieel waren en deed haar verslag in het Frans. Sophie schonk Von Puttkamer steeds meer vertrouwen en ze vroeg haar om in de kleine, lichtblauwe bibliotheek opdrachten voor het beantwoorden van verzoekschriften van het volk in ontvangst te nemen. Zo ontdekte de hofdame dat de groothertogin in het geheim betrekkingen met eenvoudige vrouwen uit het volk onderhield. Sophie bezorgde hen voedsel, medicijnen en geld. Nadat haar hofdame enkele proeven van bekwaamheid had afgelegd, liet de groothertogin het uitdelen van geldelijke steun helemaal aan haar over. 'Het was ongehoord wat men van haar, als een van de rijkste vorstinnen van Duitsland, uit haar kas durfde te vragen,' schreef de hofdame in haar memoires: 'In één bepaalde week tijd werd er eens in het totaal 120.000 mark van haar gevraagd, zoals ze me zelf half lachend, half geschrokken vertelde.'
De aanvragen kwamen uit alle hoeken van het rijk, vooral uit Silezië waar schrijnende armoede heerste. Ze werden zorgvuldig nagetrokken en het kwam vrijwel niet voor dat de groothertogin een verzoek afsloeg. Het antwoord luidde zo zelden Nein, dat de hofdame ze nooit vergat: 'Ik herinner me het geval van iemand, die een grotere roeiboot wilde kopen, om aan sport te doen. Hij kreeg een staaltje van haar dodelijkste humor als antwoord.'
Von Puttkamer ontdekte dat ze van de hele gang van zaken op het slot van de kelder tot de balzaal en van de stallen tot de banketzaal op de hoogte was. Ondanks haar hofmaarschalk, boekhouders, koks, huisbewaarders en bestekdienaren was ze er trots op dat ze zelfstandig haar huishouden bestierde. Door middel van vriendelijke briefjes gaf ze opdrachten om alle ontvangsten tot in de puntjes te regelen. Steeds ondertekende ze met een eenvoudig Sophie. De groothertogin verklaarde dat ze geen verschil maakte tussen mensen van hogere en van lagere stand. Ze toonde: '...een groot respect en medeleven voor de individuele mens en weinig waardering voor de mensheid als geheel.'
Op een regenachtige nazomerdag van het jaar 1893 haalde een lakei Wanda von Puttkamer vroeg op en bracht haar niet naar Sophies werkkamer maar naar een gereedstaand rijtuig. De groothertogin liet zich daar in haar regenmantel met kapothoedje, paraplu en stevige laarsjes op haar plaats helpen en deelde mee dat ze naar de bouwplaats gingen.
Het vierspan koos de weg naar Tiefurt. De hofdame had geleerd om kaarsrecht naast haar vorstin te zitten zonder de rugleuning te raken. Als iemand groette bewoog ze zich niet want de groet was bestemd voor hare koninklijke hoogheid en niet voor de dienstdoende hofdame. Sophie gaf voortdurend levenslessen: 'Er is niets mooier dan levendigheid van geest en expressie, van opgeruimdheid en blijmoedigheid,' pleegde ze tegen de hofdames te zeggen, 'enkel de stand van het lichaam en het hoofd moeten altijd in rust zijn.'
Von Puttkamer merkte op dat de vorstin door iedereen werd geacht maar niemand voelde zich onder haar doordringende blik op zijn gemak. 'Ze was afstandelijk en je moest haar goed kennen, haar bij lijden en gebrek van anderen met daden, met liefde, met raad, zien optreden om te begrijpen wat een warm hart ze had.'
De groothertogin merkte wel dat ze door de mensen in haar omgeving werd gevreesd. Ze overrompelde haar jonge hofdame nu met de vraag: 'Bent u bang voor mij?'
Wanda moest er even over nadenken en antwoordde: 'Als ik bang zou zijn voor Uwe Koninklijke Hoogheid, zou ik hier niet gekomen zijn. Ik zou nooit iets doen, wat Hare Koninklijke Hoogheid niet mag weten en dus hoef ik niet bang te zijn.' Dat was voldoende voor Sophie.
Ze waren de brug van de Ilm overgestoken en de paarden trokken het rijtuig de helling op, waar ze halverwege stil hielden. Bij een modderig bouwterrein stapten ze uit. Ze werden begroet door Otto Minckert, de Weimarer architect, die door Sophie was aangesteld om op het stuk grond dat ze dat jaar had aangekocht, haar Goethe-Schillerarchief te bouwen. Ze had hem in juni een schets gestuurd, die niets aan duidelijkheid overliet.
De plek bood een overweldigend zicht over Weimar met zijn torens en leien daken: 'Ik was verbaasd over de kennis van zaken van de vorstin; ze was niet alleen op de hoogte van elk detail, maar ze maakte ook haar wensen heel duidelijk kenbaar,' schreef de hofdame die de vorstin probeerde te volgen terwijl deze haar goedkeuring uitsprak of afkeurend reageerde. Ondanks haar eigenhandige bouwtekening had Minckert haar blijkbaar niet goed begrepen: 'Tenslotte tekende ze met haar paraplu op de grond wat ze allemaal veranderd wilde hebben. Ik leerde een heel andere kant van haar kennen; je kon zien dat ze zich al veel vaker had beziggehouden met bouwprojecten.'
De groothertogin had vierhonderdduizend mark in het bouwproject gestoken, afkomstig uit haar Oranje-vermogen. Het zou haar archief worden, met haar literaire schatten en ze duldde geen enkele wijziging in haar plannen. Het Sophienstift, het Sophienhaus en andere gebouwen in Weimar had ze in neo renaissancestijl laten ontwerpen. Maar voor haar archief koos ze een Frans voorbeeld: het Petit Trianon. Dit lustslot dat in het park van Versailles lag, dateerde uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Dat was de bloeitijd van de Duitse literatuur en zou harmoniëren met zijn bestemming. Petit Trianon was gebouwd voor de aardse koningen, haar archief daarentegen voor dichtervorsten.
Copyright Thera Coppens
Artikel verschenen in Vorsten Royale, juni 2011