Het aaneengesloten wolkendek breekt open en van grote hoogte zie ik voor het eerst Rusland. Naar dit land koester ik sinds lang een diep en onverklaarbaar heimwee. Het heimwee wortelt in de romans van Tolstoj en Dostojevski, in de sonore stemmen van de orthodoxe kerkzangers, in paddenstoelen plukken tussen de berkenbomen en in de onstuimige historie van dit tsarenrijk. Woorden als datsha en Romanov, samovar en Stroganoff verwarmen mijn fantasie nog voor ik er een betekenis bij heb gevonden.
Ik buig me naar het vliegtuigraampje: onder mij strekt zich een vlak, besneeuwd landschap uit in waterig witte tinten. Berkenbossen met nuances van grijs, groen en bruin. Bij nadering van St. Petersburg slingert een bleke stroom zich naar de verte. Kan dat de Neva al zijn? Dan breekt de zon door en de eerste huizen van de voorstad tekenen zich scherp af.
In dit moerassige gebied aan de Finse Golf stichtte Tsaar Peter de Grote in 1703 zijn stad. De onderneming eiste de levens van meer dan 40.000 arbeiders. Hun lichamen vormen de tragische bodem van een stad waarin nu 5.000.000 mensen wonen.
St. Petersburg, dat dit jaar zijn driehonderdste verjaardag viert, is vergeleken bij steden als Amsterdam, Londen en Parijs een jonge stad. In de achttiende eeuw verrezen aan de Neva paleizen, huizen, kathedralen en vestingen. Alles in één majestueuze penseelstreek neergezet door de grootste bouwheren van die tijd. Mijn verwachtingen zijn hoog gespannen, zou het uiteindelijk niet tegenvallen? Het vliegtuig zet de daling in en een kwartier later land ik op Russische bodem.
Jarige stad van Peter de Grote
De eerste indruk is er een van wijde watervlakken onder een snijdend koude hemel. Aan de oevers van de Neva blinken gouden spitsen en koepels. Op de kaart zie je, dat de stad zich uitstrekt van het vasteland tot over het Vasilevski eiland en Petrogradskaja, wijken die met elkaar verbonden zijn door bruggen. De aan St. Petrus en Paulus gewijde vesting en een scheepswerf werden in 1703 door Peter de Grote als eerste in het zompige gebied gebouwd. Als iemand de bijnaam 'de Grote' verdient is het wel deze tsaar, die meer dan twee meter lang was en beschikte over een buitengewone lichaamskracht. Niettemin vestigde hij zich in een klein, houten huisje aan de oever van de Neva om de bouwwerkzaamheden te leiden. Bij zijn bezoek aan Holland was hij te Zaandam in net zo'n klein houten huisje gaan wonen om één te zijn met de scheepstimmerlui, wars van vorstelijke luxe. Hij hakte, timmerde en zaagde zich in het zweet zonder zich ooit te baden. Geen wonder dat onze Stadhouder-koning Willem III in zijn geparfumeerde kanten hemd terugdeinsde voor de Russische reus, die zo'n stank verspreidde dat zijn verblijf op Het Loo onverdraaglijk was. De tsaar trok zich van geen God of gebod iets aan: hij ging letterlijk over lijken om zijn dromen te verwezenlijken.
Na zijn dood in 1725 vond hij een laatste rustplaats in zijn barokke St. Petrus en Pauluskathedraal.
In de loop der eeuwen schaarden zich zijn vele nazaten in witmarmeren tombes om hem heen. Hun namen vormen een veel vertakte stamboom die eindigt bij de gruwelijke moordpartij op de gehele tsarenfamilie na de revolutie van 1917. De stoffelijke resten van tsaar Nicolaas II, zijn vrouw, kinderen en enkele trouwe bedienden werden pas in 1998 teruggevonden. Dankzij een DNA onderzoek konden ze worden geïdentificeerd en in een zijkapel herbegraven.
Nog elke dag om twaalf uur vuurt het oorlogsschip 'Aurora' een kanonschot af over de rivier om het begin van de bloedige revolutie te herdenken.
Romanov en Oranje-Nassau
Links van de zwaar vergulde iconostase vind ik de tombe van tsaar Alexander I Romanov bijgenaamd 'de Engel' wiens zuster Anna Paulovna door Napoleon als bruid werd opgeëist. Ze weigerde en schonk later haar hand aan erfprins Willem van Oranje Nassau, de Held van Waterloo. Heeft Anna als koningin der Nederlanden ver van St. Petersburg en haar geliefde familie geluk gevonden? Ze is een van de hoofdpersonen uit mijn volgende boek en ik hoop in de komende dagen iets van een antwoord te vinden. Lang sta ik bij de tombe van haar mysterieuze broer stil. Volgens oude berichten is hij leeg en leefde Alexander na zijn voorgewende dood als vroom kluizenaar nog jaren voort.
Winterpaleis en Hermitage
Aan de Paleiskade, aan de overzijde van de Neva, liggen de vorstelijke paleizen van de Romanovs. Alles is daar groter en harmonieuzer dan ik kon bedenken. Bij het bestijgen van de beroemde staatsie- of Jordaantrap van het Winterpaleis door Rastrelli denk ik aan de Zegening van het Water, een schitterende ceremonie die elk jaar op 6 januari, het feest van de H. Driekoningen, voor het Winterpaleis plaatsvond. De hele tsarenfamilie - onder wie zich in 1824 ook Anna Paulovna en haar man prins Willem van Oranje bevonden - keek achter de veilige dubbele ramen toe. Maar de bevolking trotseerde de ijzige kou om de doop van Jezus in de Jordaan buiten te herdenken. De aartsbisschop daalde in zijn met goud geborduurde gewaden een trap af naar de bevroren rivier en doopte een gouden kruis in een gat dat in het ijs was gehakt. Op dat moment vuurden de kanonnen van het fort saluutschoten af, de menigte knielde in extase. Het geheiligde water werd in een zilveren bekken opgeschept en naar de tsarina gebracht om de hele familie te besprenkelen. Rijk en arm verdrong zich op het ijs in de hoop wat van het gezegende water te bemachtigen. Veel moeders dompelden hun kinderen er in onder en hoewel dat elk jaar weer dodelijke slachtoffertjes eiste, gingen de gelovigen er mee door.
Boven aan de Jordaantrap gekomen onderga ik de grandeur van het paleis; het weinige winterlicht dat door de hoge vensters naar binnen valt wordt overal weerkaatst door spiegels, zodat de zalen nergens somber zijn. In de achttiende eeuw liet Catharina II - eveneens bijgenaamd 'de Grote' - aan het Winterpaleis een vleugel bouwen om haar buitensporige kunstverzameling in onder te brengen: de Kleine Hermitage. Later zijn de Grote Hermitage, de betoverende galerij over het Winterkanaal en het Theater er aan toegevoegd. De paleizen werden door luchtbruggen verbonden.
Na een nerveuze zoektocht door tientallen zalen en antichambres begrijp ik pas hoe ik het Winterpaleis van de Hermitage kan onderscheiden: de muren van het vorstelijk paleis zijn groen geschilderd, de vensters gesierd met witte omlijsting en goudkleurige sculpturen. De Hermitage daarentegen heeft de tint van natuursteen behouden. Ik neem me voor eerst de staatsie- en particuliere vertrekken van de tsaren te bezoeken en doe mijn best me nu niet te laten afleiden door de schilderijen van Leonardo da Vinci, El Greco, Rembrandt of Picasso in het museum. Dat komt tijdens een volgend bezoek.
De troonzaal van Peter de Grote en de Oorlogsgalerij van 1812 hebben al heel wat van mijn adem benomen als ik de St. Georgezaal - ontworpen door Quarenghi - betreed. De reusachtige afmetingen maken me heel klein; een levend deel van de historie. Om me heen lijkt het te ritselen van de herinneringen: daar verschijnt de hofstoet conform het protocol met het flitsen van diamanten, rinkelen van sabels, het ruisen van zijde. En buiten de muren leiden miljoenen horigen een triest bestaan, ze worden uitgebuit en behandeld als beesten. De revolutie broedt; St. Petersburg heeft sinds zijn ontstaan veel spanning en wreedheden gekend. Ik maak me los van die fantasiebeelden en probeer de vele schoonheden van het interieur in me op te nemen. De zalen bevatten zoveel rijkdommen, dat ze niet meer tot de werkelijkheid lijken te horen. Goud, marmer, brons, jaspis en lapis lazuli tooien zuilen, open haarden plafonds en porte-dessus in bijna versuffende hoeveelheden.
Wat altijd bekoort is het stralend groene malachiet, een mineraal dat in de Malachiet-salon in de vorm van Corinthische zuilen volop aanwezig is. Malachiet heeft de kleuren van de scheppingsdagen: daarin gloort het groen van de eerste bomen en weiden, het azuur van de zeeën en de donkere schaduw van de diepten der aarde. Alle vazen, zuilen, schalen en siervoorwerpen van malachiet zijn glanzend gepolijst en geven de zalen een even frisse als rijke allure. Bij een presse papier van malachiet voel ik een huivering over mijn rug gaan: met een dergelijk voorwerp werd de krankzinnige tsaar Paul I, vader van Anna Paulovna, in 1801 op beestachtige wijze doodgeslagen. Hoe verder ik doordring in dit bolwerk van macht en luxe, des te sterker voel ik de spoken van het verleden. Eenvoudig geluk is nergens te vinden; niet in het pompeuze slaapvertrek waarin Catharina de Grote haar talloze jonge minnaars ontving, noch in de hangende tuinen of de neogotische bibliotheek van Nicholaas II. Altijd drukte de dood zijn gelaat tegen de grote vensters en gluurde in de balzaal of de kleine privé vertrekken naar zijn bange, gekroonde slachtoffers.
Stroganoff naar Amsterdam
Het enorme Paleisplein is helemaal opgebroken, de befaamde Alexanderzuil in houten stellages verpakt. Bijna alle paleizen, kathedralen en monumenten van St. Petersburg moeten deze winter worden gerestaureerd en schoongemaakt. 'Poetin was verleden week in Petersburg,' vertelt Vladimir, onze vaste taxichauffeur die ons voor $ 60 de hele dag rondrijdt. 'Poetin was woedend omdat het werk niet snel genoeg gaat! Het moet allemaal klaar zijn voor de grote feesten beginnen om de driehonderdste verjaardag van St. Petersburg te vieren. Jullie moeten terugkomen tijdens de Witte Nachten. Dat is mooi, de zon schijnt midden in de nacht!'
Ik duik weg in de capouchon van mijn rode, met bont gevoerde jas. Witte nachten! Wie zou geen witte nachten willen doorbrengen in deze stad, waar de dagen en nachten nooit lang genoeg kunnen zijn?
We rijden over de Nevski Prospekt, de brede opwindende boulevard met winkels, café's, paleizen en hotels. Het groen-witte paleis dat de roemruchte familie Stroganoff in 1716 op de hoek van de Mojka rivier liet bouwen, is nog helemaal aan het zicht onttrokken door steigers en lappen. Amsterdam valt de eer te beurt de bedwelmend mooie kunstverzameling van de Stroganoffs in de Nieuwe kerk op de Dam tentoon te mogen stellen (van 13 december tot 21 april 2003). Wie o.m. de beroemde schaal van malachiet en verguld brons wil zien, hoeft nu niet helemaal naar Rusland te reizen. En ook hun schilderijen van o.a. Rembrandt, Botticelli, Vigeé- Lebrun, en Poussin, hun verzameling iconen, religieus borduurwerk, porselein en meubels maakten een vliegreis naar Amsterdam.
Rusland en Holland hebben wat samen. Dat begon met Peter de Grote die Hollandse schepen liet bouwen, Hollandse grachten liet graven, Hollandse ingenieurs en Hollandse kooplui in zijn rijk aan het werk zette. En dat zette zich voort in het liefdeshuwelijk dat Anna Paulovna, dochter van de vermoorde Paul I, in 1816 met kroonprins Willem Frederik van Oranje sloot.
Anna's moeder, Maria Feodorovna, had grote bewondering voor de Russische bouwheer Alexander Voronikhin. Het was een publiek geheim dat hij een bastaardzoon was van de adellijke, schatrijke Alexander Stroganoff. Voronikhin ontwierp voor de familie o.m. de neoclassicistische Kazan kathedraal aan de Nevski Prosject. Zesennegentig hoge, granieten zuilen omarmen in een halve cirkel het plein voor de kathedraal. Anna Paulovna, koningin der Nederlanden, bleef er een leven lang heimwee naar houden. Voronikhin renoveerde voor Maria Feodorovna ook het charmante zomerpaleis Pavlovsk. Vladimir belooft ons dat we dit paleis en Tserkoje Selo vanuit St. Petersburg in één dag kunnen bezoeken.
Naar Tserskoje Selo
Door de warmte van St. Petersburg met zijn verkeer is de sneeuw tegen de middag gesmolten. Maar buiten de stad is alles stil en wit. Langs de weg staan groepjes kleumende vrouwen, die stapels groene kolen proberen te verkopen. Velden en bossen in aquareltinten onder de licht benevelde hemel glijden voorbij. Op de kade van de Neva zag ik een beer aan een ketting, die op een plastic stoeltje klimt als hij op de foto moet. 'Zijn er nog wilde beren in Rusland?' vraag ik ongelovig. Vladimir gooit zijn hoofd achterover: 'Oh yes! Much much much thousands!' En wolven? Oh ja, nog veel meer! Ze hebben de waakhonden opgegeten van Vladimirs oma. Ze moeten worden afgeschoten als ze 's winters de dorpen binnendringen maar dat is heel moeilijk. Moeilijker dan beren. 'I shot many bears!' zegt Vladimir trots.
In de sneeuw staat een wit beeld van Ruslands literaire held Poeschkin. Het dorp is naar hem genoemd en een klas schoolkinderen bezoekt nieuwsgierig zijn voormalig lyceum.
Het blauw- witte paleis Tserkoje Selo dat uit de sneeuw oprijst, ligt als een reusachtige versierde taart temidden van verstilde tuinen. Bij de ingang, waar bezoekers dikke pantoffels over hun schoenen moeten doen om de mooi ingelegde houten vloeren te sparen, laat een fluitspeler een melodie van Mozart klinken. 'Spasiébah,' (dank u wel) het is de mooiste opmaat naar de zalen waarin hoge, blauw wit betegelde kachels de tsarenfamilie verwarmde. Dit paleis heeft niets van een buitenhuis met zijn imposante balzaal van 846 m2 en rijke salons. Onvergetelijk zijn de zalen in Griekse- of in Pompejaanse stijl met hun sierlijke fresco's op plafonds en wanden. De uitgestrekte tuinen met hun follies moeten 's zomers een oord van verrukking zijn, één ochtend is dan te kort om alles te bekijken.
Souvenirs en Pavlovsk
Als we van Tserkoje Selo naar de taxi lopen zien we, dat langs het besneeuwde pad allerlei souvenirkraampjes zijn geopend. De Russische souvenirs zijn hoogst zelden kitscherig: kleurige houten Matrjoska poppetjes, beschilderde eieren, bontmutsen en borstbeeldjes van Russiche componisten of schrijvers oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Heel mooi maar duur zijn de z.g. Palech- doosjes van lakwerk. Thema's uit beroemde Russische sprookjes werden er met de hand op geschilderd en minuscuul gesigneerd. Omdat er geen twee hetzelfde zijn, vormen de Palech-doosjes verzamelobjecten, die in prijs blijven stijgen. Als een vrouw een wollen, traditionele sjaal om mijn schouders legt moet ik hem wel kopen: thuis zal ik hem dragen tijdens het schrijven en me verwarmd voelen door Russische herinneringen.
Door de bossen gaat de rit naar Pavlovsk. Een groepje bejaarde soldaten verdient in de tuin van het paleis als blaaskapel de kost. Voor een dollar spelen ze met rode, bolle wangen hun volksliedjes en stampen hun voeten op de maat warm in de sneeuw.
In tegenstelling tot het pompeuze Winterpaleis en Tserskoje Selo is het interieur van Pavlovsk bijna huiselijk te noemen. Sommige zalen zijn wit en licht als een uitgeblazen ei. Via de Egyptische vestibule komen we meteen in de ronde, Italiaanse zaal waarin klassieke, marmeren beelden staan opgesteld. Door een rond venster in de koepel valt het licht op een schitterende kroonluchter van vuurverguld brons. De geest van Maria Feodorovna lijkt rond te waren: de wanden van haar studiezaal zijn getooid met de romantische schilderijen die zij en haar dochter Anna Paulovna maakte. Nergens komen de Franse tapisserieën - een geschenk van Lodewijk XVI - zo mooi tot hun recht als in de ovale salon van de tsarina, die hier verfijnde marmeren sculpturen plaatste.
Als ik op mijn grote pantoffels door de zalen schaats, glijden tafels gedekt verguld porseleinen serviezen aan me voorbij. Zag ik ooit een mooiere lamp dan de marmeren schalen aan hun bronzen kettingen? Achter de rijke zalen liggen de bescheiden particuliere vertrekken waarin de tsarenfamilie zichzelf kon zijn. Een bureau en een schrijfveer brengen me dicht bij Maria Feodorova die hier bitter huilde toen haar dochter Anna met haar bruidegom naar het verre Holland moest vertrekken. Achter deze werktafel schreef ze Anna honderden brieven, die per koerier naar Den Haag werden gebracht. In een kabinet hangen portretten van haar kinderen en kleinkinderen. In het midden koning Willem III van Oranje, de Hollandse kleinzoon van Maria Feodorovna die ze nooit werkelijk heeft kunnen zien. Door haar venster aan de tuinzijde zie ik het charmante paviljoen van de Drie Gratiën liggen. Maar haar Rozenpaviljoen was haar het meest dierbaar: daar ontving ze haar zoon tsaar Alexander I nadat hij bij Waterloo de veldslag tegen Napoleon had gewonnen. En in haar Rozenpaviljoen werd, na de officiële huwelijksinzegening van Anna en Willem in 1816, een bruiloftsfeest voor de familie aangericht.
Maar waar ligt dat Rozenpaviljoen? De vrouw die onze pantoffels in ontvangst heeft genomen wijst naar het einde van de lange laan en dan nog veel verder naar links. We ploeteren door de sneeuw, passeren de Marmeren Arcade die ter ere van Maria Feodorovna werd opgericht en slaan bij een rond plantsoen linksaf. Het paard voor een slede lijkt uit zwart papier geknipt. Op de licht bevroren vijvers confereren reusachtige roeken en kraaien. En dan eindelijk zien we het kleine, elegante bouwwerk met zijn okerkleurige wanden en lage koepel. We kunnen er nu niet in maar weten dat alles daarbinnen met rozen is gedecoreerd. We gaan terug over een witte brug. Bevroren verleden.
Dodelijk duel
's Avonds eten we rundvlees a la Stroganoff in het Literair Café aan de Nevski Prospect. Raar dat het opwindende verhaal van de opkomst en ondergang van de machtige familie Stroganoff vrijwel werd vergeten, terwijl iedereen de naar hen vernoemde biefstuk kent. Zo bijzonder lekker is het sausje nou ook weer niet. Maar de zoetzure smaak van borsjtsj, de bietensoep die 's winters gloeiend heet in een lakwerk kom met een bijpassende lepel wordt opgediend, is zo verrukkelijk dat ik het drie avonden achter elkaar bestel. Daarna ontdek ik een andere soep: de kruidige soljanka die een pittige concurrent wordt van de borsjtsj.
In het Literair Café herdenkt men met blijvend verdriet de gewelddadige dood van de Russische schrijver Alexander Poeschkin. Poeschkin's beeldschone vrouw Natalja, moeder van vier kinderen, werd het hof gemaakt door de jonge Charles d'Anthès, die nota bene een stiefzoon was van de Hollandse gezant baron van Heeckeren heer van Beverweerd. In februari 1837 daagde de getergde Poeschkin zijn rivaal uit voor een duel. De niets vermoedende Natalja zat thuis toen haar man zich naar een bos begaf, waar d'Anthès en de getuigen volgens afspraak met een duelleerkoffertje wachtten. Het vroor 15 graden toen de heren hun pistolen laadden, afstand namen en vuurden... Poeschkin stortte hevig bloedend in de sneeuw. Zijn lichaam werd naar zijn woonhuis gebracht waar hij aan zijn verwonding overleed. Rusland rouwde massaal.
De stenen drempel die Poeschkin betrad, wordt bij het Literair Café als een relikwie bewaard. In een zijkamertje zit hij als pop te schrijven waarbij altijd live klassieke muziek wordt gespeeld door een violiste en pianiste. In een ander zijkamertje zitten de leden van de literaire kring en dragen beurtelings een gedicht van Poeschkin voor.
De volgende dag bezoeken we met een engelstalige audiogids tegen het oor gedrukt het woonhuis en museum van Poeschkin aan de Mojka. In zijn bibliotheek staat nog de sofa, waarop hij doodbloedde. We zetten onze literaire zoektocht voort op de schilderachtige begraafplaats bij het Alexander Nevski klooster. Daar staat de grauwe tombe van de lieftallige Natalja, getooid met goudgele herfstbladeren. Tamme koolmeesjes fladderen om mijn hoofd.
De begraafplaats wordt - zoals al het cultureel erfgoed - druk bezocht door schoolklassen. Ze lopen met veelkleurig gebreide mutsen netjes in de rij. Met oprechte aandacht gaan ze van de tombe van Dostojevski naar die van Tsjaikovsky en Glinka. De kinderen kennen hun historie en de literatuur van Rusland. Als we in de Drie-Eenheidskathedraal van het klooster komen, volg ik met een lichte jaloezie hun blikken. Vol bewondering staan ze voor de schitterende iconostase van rood agaat en wit marmer met werken van Rubens en Van Dijck. Stil en geconcentreerd steken ze waskaarsen aan en zetten het licht voor de ikoon.
Goud en sneeuw
Terug in het hotel schrijf ik in mijn dagboek vele bladzijden vol zonder ooit het gevoel te hebben dat ik alle indrukken van de afgelopen dagen heb samengevat. We trotseerde de ijzige wind op de Strelka, de oostpunt van het Vasilevski eiland met een adembenemend zicht op de stad. Wel vier bruidsparen hadden zich daar volgens traditie met hun familie, muziek, oude auto's, paarden en champagne naartoe laten rijden om er te proosten en voor de foto te poseren. Een bruidegom draafde op een bruin paard over de kade terwijl zijn bruid haastig een sigaretje rookte onder de rode Rostra-zuilen. Kan ik ooit de kleuren van de Kerk van de Verlosser op het Bloed beschrijven? Die gedraaide slagroomtorentjes, die vergulde koepels en kruisen. Is de dramatiek van het Dekabristenplein in woorden te vangen? De laatste dag in St. Petersburgt. Het is zondagmorgen. We bezochten de vorige avond een wild folklorefeest in het paleis van tsaar Nicolaas. Ik volgde de dans met de Russische sjaal, door jonge meisjes uitgevoerd. De dans bleef eeuwenlang onveranderd en werd ook door Anna Paulovna gedanst voor haar Hollandse bruidegom. Champagne en kaviaar, wodka en blini's, daar proefden we het allemaal voor we weer gingen genieten van de wilde kozakkensprongen.
Vladimir vraagt ons voor we naar het vliegveld gaan de dienst in zijn kerk te bezoeken. Om tien uur schuifelen we door de sneeuw naar het bouwwerk met zijn besneeuwde koepels. Het is er stampvol gelovigen van jong tot stokoud, iedereen staat urenlang voor de iconostase waar zich met grote, strenge devotie de dienst voltrekt. Minstens drie keer per minuut slaan we een kruis en buigen. Daardoor hou je het langdurige staan vol en bevriezen je voeten niet. Men knielt op de stenen vloer. De diepe stemmen lijken uit de grond te komen op het koor beantwoord door engelachtige liederen. De vergulde heilige deuren met de iconen openen zich en ontsluiten het heiligste deel waar vijf papi's in rijke gewaden de handelingen verrichten. Als we na twee uur weer buiten staan zijn we stil en ingetogen.
Zo moet je deze stad verlaten; de verse herinnering aan stemmen en goud, aan de Russische ziel die - hemels of wreed - intens leeft. Ik druk een laatste voetstap in de sneeuw van de jarige stad.
Ik ben in Rusland geweest.
Copyright Thera Coppens
Verschenen in: Nouveau, januari 2003