DRINCKEN, DANSSEN ENDE ANDER OVERDADICHEYT
Over het doopfeest van Frederik hendrik
Op 12 juni van het jaar 1584 werd in de Nieuwe Kerk te Delft een Oranjeprins ten doop gehouden. Hij ontving de namen van zijn peters: Frederik naar de koning van Denemarken en Hendrik naar de hugenotenleider Hendrik van Navarre. Zijn vader, de 51-jarige Willem van Oranje, was bijzonder gelukkig met de geboorte van zijn twaalfde kind. Sinds het uitbreken van de opstand kende hij alleen maar spanning, strijd, verdriet. Zestien jaar lang. Hoewel hij een vogelvrij verklaard man was, vond hij in het bevrijde Holland bij zijn vierde vrouw enige rust. Om de doop van hun kind te vieren, wilde hij een feestmaal aanrichten. Het zou echter de schittering missen van de banketten die hij vroeger als rijk edelman aan zijn hof opdiste. De Spanjaarden hadden zijn verzilverde tafelgerei in beslag genomen. Bovendien waren de sobere vertrekken van het Prinsenhof - een voormalig klooster - niet te vergelijken met de luxueuze feestzalen van zijn paleizen in Brussel en Breda. Men was in Delft al sinds een week bezig met 'groote preperatie van pomperie' om het doopfeest desondanks glans en vrolijkheid te geven. De leden van de calvinistische kerkeraad spraken er hun bezorgdheid over uit toen ze de muzikanten en de wijn-leveranciers zagen arriveren. Na de doopplechtigheid hield de predikant ds. Arent Cornelisz. een preek over zonde. Hij maande de aanwezigen zich te onthouden van uitbundige doopfestiviteiten: 'Sijt toch gewaerschout!' klonk het dreigend over de hoofden van de kerkgangers en het prinsje.
Schilderij van Vermeer: Gezicht op Delft,
de stad waar in 1584 de doop van prins Frederik Hendrik plaatsvond.
Foto: www.mauritshuis.nl
Toen ging het gezelschap naar het Prinsenhof waar de afgevaardigden van de Staten Generaal, familie en vrienden zich om de feestdis schaarden. Is het feest ernstig uit de hand gelopen? Op 18 juni klaagde men in de vergadering van de kerkenraad dat er op het Prinsenhof 'groote insolentie geschiet is, zo met drincken, danssen ende ander overdadicheyt'. Hadden de aanwezige lidmaten zich soms ook misdragen? De zaak moest aan de prins worden voorgelegd. Willem van Oranje heeft er nooit uitspraak over gedaan. Nog geen maand na het doopfeest werd hij op de trap van het Prinsenhof doodgeschoten. De Leidse predikant Hackius aarzelde niet om te verklaren dat de moord als een straffe Gods moest worden gezien.
Frederik Hendrik rust nu aan de zijde van zijn vader in de grafkelder der Oranjes van de Nieuwe Kerk te Delft. Dat de Noordelijke Nederlanden in 1648 te Munster – na een oorlog die tachtig jaren lang duurde - officieel onafhankelijk werden verklaard, hebben we te danken aan Frederik Hendrik. Deze Stadhouder, door de schrijver en dichter P.C. Hooft 'de vredesvorst' genoemd, heeft de laatste fase van de oorlog met moed en beleid uitgevochten.Wie meent dat de prins alleen maar militaire successen boekte, heeft een verkeerd beeld van de Stedendwinger. De baby wiens doop zo uitbundig werd gevierd, ontwikkelde zich tot een veelzijdig man: op staatkundig gebied overtrof hij zijn broer en op krijgskundig terrein was hij sterker dan zijn beroemde vader. Daarbij had hij een passie voor schilder- en bouwkunst. Hij las veel: Caesar, Cervantes, Rabelais maar ook Vondel, Huygens, Hooft en Van Baerle. Frederik Hendrik, 'Mooi Heintje' voor de bewoners van Den Haag, was hoffelijk en tolerant. Onder de kunstenaars werden de kwaliteiten van de prins geprezen. P.C. Hooft heeft in 1642 zijn Nederlandsche Historiën aan hem opgedragen.
Op het innemende profielportret dat Gerard van Honthorst van hem schilderde, zien we een knappe, donkere prins die geamuseerd naar het pendant van Amalia van Solms kijkt. Hoewel ze twintig jaar jonger was dan hij en diens intellectuele achtergrond miste, ontplooide ze zich tijdens hun huwelijk tot een sterke, onmisbare partner. Ze verving de Stadhouder als hij op veldtocht was, beheerde het familiekapitaal verstandig en ontwierp plannen om het aanzien van het Oranjehuis te vergroten. Het Binnenhof, dat tijdens het bewind van Maurits nog het meest op een kale kazerne leek, werd onder haar leiding verbouwd tot een vorstelijk onderkomen waar de etiketten in acht dienden te worden genomen. Ook het Oude Hof, thans Paleis Noordeinde, onderging een verbouwing. Toen Amalia's man in 1629 Den Bosch veroverde en Piet Hein in datzelfde jaar met de Zilvervloot kwam aanzeilen, bracht dit miljoenen in de Oranje-schatkist. Daarmee richtte ze het nieuwe Paleis Honselaersdijk weelderig in. Het is jammer het werd afgebroken. We hadden graag de pompeuze statietrap gezien, waarover de prins en prinses van Oranje met hun gevolg afdaalden. Op buitenlandse ambassadeurs had dit het gewenste effect: Frederik Hendrik en Amalia stegen in aanzien en mochten, nadat de Franse koning hen daarvoor toestemming verleende, zich door iedereen met Son Altesse laten aanspreken. Dat klonk veel beter dan het eenvoudige 'excellentie'. Het Oranjepaar bouwde nog twee paleizen: Ter Nieuburch bij Rijswijk en Huis Ten Bosch bij Den Haag. Vele paleizen hebben vele wanden. Om de vertrekken op te sieren kochten de Stadhouder en zijn vrouw veel schilderijen. Ze werden daarbij geadviseerd door de secretaris van de prins: Constantijn Huygens. Ze verwierven werken van Rubens, Van Dyck en Jordaens en verstrekten opdrachten aan de jonge Rembrandt en Lievens. De prins breidde het juwelenbezit van zijn gemalin uit met statusverhogende parels en diamanten. Maar haar ware parel was hun enige zoon Willem. Toen Amalia en Frederik Hendrik er in slaagden hem uit te huwelijken aan de 9-jarige dochter van koning Karel van Engeland, betekende dat een triomf voor het Oranjehuis.
Frederik Hendrik en Amalia van Solms door Gerard van Honthorst. Foto: www.mauritshuis.nl
Het harde soldatenleven dat de Stadhouder sinds zijn jongensjaren leidde, begon zijn tol te eisen. De jichtige prins verouderde snel. In 1647 lag hij vaak ziek in bed. Amalia en de Delftse predikant Johannes Goethals bleven voortdurend aan zijn zijde. Daar kwam Goethals terug op de vreemde verhalen die rond het doopfeest van de prins nog altijd de ronde deden. De dominee bezat een oud boekje, geschreven door 'den Jesuijt Costerus'. Hij vond daarin 'soo een leughenachttighe ende belachelijcke beschrijvinghe van Sijne Hoogheyts Doop in de Nieuwe Kerk tot Delfft,' dat hij 'niet en konde nalaten de selve sijne Hoogheyt van woordt tot wordt voor te leesen.' Misschien ontlokte het overdreven relaas een laatste glimlach aan de prins, die op 14 maart 1647 op 63-jarige leeftijd stierf.
De bejaarde Hooft wilde de begrafenis die op 10 mei plaatsvond, ten koste van alles bijwonen. De reis van het Muiderslot naar Delft werd hem fataal: hij overleed op 21 mei. Zo werden de Stadhouder en de dichter verenigd in de dood en valt hun herdenkingsjaar samen.
Copyright Thera Coppens
Verschenen in: NRC, Achterpagina 12-6-1997