Joséphine de Beauharnais, moeder van Hortense, werd als Marie Rose Joseph Tascher de la Pagerie op Martinique geboren. Napoleon gaf haar de naam Josephine. De keizerin was betoverd door het schilderij 'Le tombeau de Julie' door haar tijdgenoot Frans van Dael (1764-1840). Ze kocht het aan voor haar buitenverblijf Chateau de Malmaison. Tussen een weelde van zomerbloemen ligt bij de koele grafsteen van een jong meisje de ananas, als een bizar juweel uit de tropen. Voelde Joséphine zich wellicht verwant met de ananas, die op haar geboorte eiland overvloedig bloeit?
In ons land was het Agnes Block, de vriendin van Vondel, die onder de bekoring raakte van de ananas. Ze ploeterde aan het eind van de Gouden Eeuw net zo lang in haar kas op de Vijverhof aan de Vecht tot ze er in geslaagd was zelf een tropische ananas te kweken.
ANANAS
Een zoete historie
In de Gouden Eeuw was Holland een land van blozende appels, rijpe peren en dofblauwe pruimen. De vertrouwde vormen van kersen en bessen deden het goed op stillevens. Druiven getuigden van zoete weelde, de citroen was duur en zuur en het oranjeappeltje zat vol vorstelijke symboliek. Maar toen zeilden de schepen van de compagnieën de Hollandse havens binnen met aan boord vreemde zaden uit verre werelddelen. Het rijk van het Hollandse fruit schudde op zijn grondvesten en zou voorgoed veranderen.
De koopvaardijschepen van de Oost- en West Indische compagnieën hadden behalve de bekende handelswaren als thee, koffie, suiker en specerijen nog andere dingen aan boord; zaden, bollen en wortels van volstrekt onbekende tropische gewassen. Nieuwsgierig bekeken de botanici de nieuwe aanwinsten en plantten ze in de vochtige aarde van hun kassen en bloembedden. Wat zou er in de lente uit de grond tevoorschijn komen? De reizigers vertelden de geleerde directeuren van de Hortus Botanicus in Amsterdam, Leiden en Utrecht over de meest verrukkelijke vruchten die ze in de Nieuwe Wereld hadden geproefd. Maar kan men iemand uitleggen hoe een banaan smaakt? Of een mango? Om van de vormen en kleuren maar te zwijgen.
Wat zijn vreemde uiterlijk en zoete smaak betreft, spant de ananas wel de kroon. Bruine schubben, stekelige bladeren. En toch zacht, gelig vruchtvlees en een bedwelmend zoete smaak?
Flora Batava
Bij Loenen aan de Vecht woonde een dame die onder de bekoring kwam van de verhalen over de vreemde vrucht met zijn indianennaam: nana meant wat zoveel als 'kostelijke vrucht' betekent. Tijdens Columbus' tweede reis (1493-1496) had een bemanningslid de ananas al beschreven: 'Er waren planten die op artisjokken leken, maar dan vier keer zo groot en waarop vruchten kwamen, als denappels maar twee keer zo groot. Deze vruchten smaken zeer lekker en laten zich, als een raap, snijden met een mes.'
De dame bemachtigde wat zaad van deze vreemde vrucht en ze zou niet rusten voor ze – als eerste in ons land – er in slaagde een ananas te kweken. Ze heette Agnes Block en was als negentienjarig weeskind in 1649 te Amsterdam getrouwd met de vermogende zijdehandelaar Hans de Wolff, een neef van Vondel. Op haar veertigste jaar werd Agnes weduwe. Met het geld dat ze van haar man erfde kon ze haar grootste droom verwezenlijken: ze kocht op een veiling in Loenen een buitenplaats met een stuk grond aan de Vecht om er tuinen en kweekvijvers aan te leggen. Aan die vijvers dankte haar huis zijn naam: De Vijverhof.
Agnes trok zich volledig terug in haar groene paradijs en spoedig was de spraakmakende Vijverhof het doel van Amsterdamse en Utrechtse patriciërs, die met de trekschuit over de Vecht naar haar toe voeren. Ze stonden verbaasd over Agnes bloemperken, lindelanen en hagen die ze in een paar jaar tijd had opgekweekt. De grootste schatten bevonden zich in haar kassen. Daar bloeiden vreemde tropische gewassen met mysterieuze vormen en geuren.
Met het ananaszaad boekte ze aanvankelijk weinig resultaat. Ze moest heel veel geduld hebben want het weerbarstige, tropische gewas wilde niet direct aarden in het Hollandse klimaat. Velen voor haar hadden hun pogingen al opgegeven. Maar de Britse botanist John Rose was er in geslaagd zijn koning Karel II een rijpe pineaple aan te bieden. Wat in Engeland kon moest haar toch ook lukken?
Agnes zette haar avontuur in de bloempot voort. Eindelijk ontvouwde zich voor haar ogen een rozet van lange, stekelige bladeren met in het hart een kwetsbaar knopje. De bloem? Ademloos volgde ze de groei: uit de eindknop groeiden steeds meer stekelige bladeren en daaruit rees een stevige stengel omhoog waarop tientallen kleine bloemetjes ingeplant waren, elk in de oksel van een schutblaadje. Dit leek in niets op de bloemen en planten die ze eerder in de Hollandse natuur aanschouwde. Maar het werd nog gekker: uit al deze bloemen ontstond één samengestelde vrucht: de ananas!
Agnes was zo opgetogen dat ze allerlei geleerde vrienden uitnodigde om het wonder te komen aanschouwen. Ze konden hun ogen niet geloven. Agnes Block werd vermaard. Er is zelfs - door de edelsmid Jan Boskam - een zilveren penning voor haar geslagen. Aan de ene zijde is ze afgebeeld als de bevallige godin Flora, staande voor een pot waarin een volwassen ananas prijkt. Op de achtergrond de tuin van De Vijverhof met het opschrift Fert Arsque Laborque Quod Natura Negat ('Kunst en Arbeid brengen tot standwaar Natuur in gebreke blijft'). Aan de andere kant zien we een portret van haar als Flora Batava.
Agnes Block was inmiddels hertrouwd met een weduwnaar, die twee dochters in het huwelijk meebracht. Hun stiefmoeder kwam op het idee de schilder Jan Weenix uit te nodigen een familieportret van hen te schilderen. Agnes zetelt daarop trots met haar man, dochters en hondje in de tuin van De Vijverhof. Op de achtergrond links zien we haar kweekkas waarin ze haar tropische gewassen kweekte. Helemaal links naast het jongste dochtertje staat haar grootste trots: een rijpe ananas.
Het mooiste portret van Agnes werd niet geschilderd maar geschreven door haar aangetrouwde oom Joost van den Vondel. Hij verheerlijkt haar; '..Daer zy bloemen zaeit en plant, Of de bloemgodin helpt vieren'. Als Agnes 's winters in Amsterdam vertoefde kwam de dichter en toneelschrijver haar trouw elke vrijdagavond bezoeken totdat hij op 91-jarige leeftijd stierf.
Maria Sibylla Merian
De ananas bleef kunstenaars aantrekken. Op een dag arriveerde er op De Vijverhof aan de Vecht haar oude vriendin uit Amsterdam, die wereldvermaard zou worden om haar fijne aquarellen en tekeningen van tropische insecten, bloemen en planten. Ze heette Maria Sibylla Merian. Haar werk inspireerde bijna drie eeuwen later nog Bertus Aafjes tot het schrijven van een gelijknamig gedicht over haar.
Sibylla bewonderde alle voortbrengselen van de natuur. In 1699 was ze – als tweeënvijftig jarige - met haar dochter de oceaan overgezeild naar Suriname om in de oerwouden onder barre omstandigheden het leven van insecten te beschrijven, te tekenen en te schilderen. Bij terugkeer was ze lichamelijk gesloopt door ontberingen en tropische ziektes. Maar haar passie voor de schoonheid van de tropische wereld doofde niet. Evenals Agnes Block en hun beider vriend Caspar Commelin, directeur van de Hortus Botanicus te Amsterdam was Sibylla een groot bewonderaarster van de ananas. In de tropen had ze het verse vruchtvlees geproefd. Ze waagde zich aan de beschrijving van de vrucht die smaakt als: '..een mengsel van druiven, abrikozen, aalbessen, peren en appels. Haar reuk is lieflyk en sterk, als men die opensnijd, zo ruikt de heele kamer daarna.'
Ze tekende en schilderde in aquarel een schitterende ananas; 'De kroon en de spruiten die ter zyde uitschieten, legt men in de grond die weder nieuwe planten werden, sy groeien zo gemakkelyk als onkruit, zes maanden hebben de jonge spruiten noodig tot haare volkome rypheit.'
Sibylla beschreef de plant in de oerwouden, waar de ananasplant een diameter van ruim een meter kan hebben. Maar zo makkelijk als de ananas in de tropen groeit gaat het niet in de koude grond aan de Vecht. Ze bewonderde Agnes, die haar vijf, zes, zeven zelfgekweekte vruchten kon tonen.
Symbool van gastvrijheid
In het Londense Ham House hangt nog een kostelijk schilderij waarop koning Karel II is afgebeeld, die zijn hand uitstrekt naar een ananas. Deze wordt hem eerbiedig aangereikt door de knielende John Rose, superintendant van de Royal Gardens in St. James's Park. Het kweken ging hem blijkbaar makkelijk af want in 1668 werd er een groot banket gegeven ter ere van de Franse ambassadeur van Lodewijk XIV: Colbert. Op het midden van de rijk gedekte tafel prijkte de ananas.
De vrucht was zoiets kostbaars en unieks dat zij het symbool werd van de gastvrijheid. Ook in de achttiende eeuw en negentiende eeuw bleef het een exquis en zeldzaam stuk fruit, dat alleen de welgestelde eigenaars van paleizen en buitenplaatsen hun gasten konden voorschotelen.
Zo belandde de ananas met haar opvallende vormen op porselein en bestek, op damasten wandbespanningen en zelfs in de kroonluchters. Nog maar kort nadat in West-Europa het geheim van de porselein aarde was ontdekt, maakte men in de Königliche Porzellan Manufactur (KPM) te Berlijn prachtige, porseleinen kroonluchters met een armatuur van vuurverguld brons (1760). Tussen de kaarsen en porseleinen bloemen zitten de elegante figuurtjes van Fama's die de loftrompet steken. Het hele gevaarte hangt aan een stevige ketting, die aan het oog onttrokken wordt door het symbool van de gastvrijheid: de ananas. Er zijn op de wereld nog maar drie van deze luchters bewaard gebleven waarvan twee in ons land: de ene hangt in de eetkamer op Het Loo, de tweede in de ontvangstzaal van Huis Doorn.
De ananas van Elisabeth Koning
In het Haarlemse Teylersmuseum aan de Spaarne worden tekeningen en aquarellen bewaard van Elisabeth Koning (1816-1887). Ze is nooit zo beroemd geworden als haar zeventiende eeuwse voorgangster Maria Sibylla Merian. Helaas was Elisabeth ter wereld gekomen met een gebrek; de rechterarm hield onder haar elleboog op. Niettemin leerde ze van haar vader met haar linkerhand talentvol tekenen en schilderen. Ze trouwde pas op 43-jarige leeftijd en vertrok met haar man naar Indië, waar ze zich liet inspireren door de tropische bloemen en plantenweelde. Te Oenarang tekende ze in 1859 de eigenaardige bloem van een ananas, die ze met aquarelverf limonaderood tintte. Op een ander blad tekende ze de vrucht met zijn dofblauwe stekelblad.
Bij terugkeer in het vaderland behaalde ze veel prijzen en werd bestuurslid van schilderkundige genootschappen, wat in die tijd zeer uitzonderlijk was voor een vrouw. Toen ze in 1887 op 71-jarige leeftijd stierf liet ze een schat aan tekeningen en aquarellen na. Haar werken waren nog in 1989 op een speciale tentoonstelling in de eerste schilderijenzaal van het Teylersmuseum te zien.
In dezelfde zaal hangt nu o.m. een weelderig stilleven door Wybrand Hendriks, de vroegere conservator van het museum. Tussen rozen, irissen, papavers, fresia's, de warrige stengels en bladeren van druiventrossen en een vogelnestje ligt daar – als veelbetekenend symbool – de ananas.
In de blote billen zetten
Het kweken van ananassen was in de negentiende eeuw uitgegroeid tot botanische hobby van de adel. Marie Cornélie van Wassenaer vrouwe van Twickel schreef in haar dagboek van de reis naar het hof te Sint-Petersburg in 1824 tijdens een kort verblijf op Kasteel Duras bij Sint Truiden: 'Er werd ons (o.a. de prins van Oranje en diens gemalin Anna Pavlovna) een heerlijk middagmaal voorgeschoteld. Men bracht onder meer tien ananassen op tafel, elk zo groot als een meloen, gekweekt in de fraaie kassen van Duras.'
Thuis bij Marie Cornélie in de tuinen van Kasteel Twickel bij Delden verrees eveneens een ananaskas en een ananaskweekbak. In de bibliotheek van het kasteel ontdekte archivaris Aafke Brunt onlangs een oud boekwerkje, geheel gewijd aan de historie en de teelt van deze vrucht. De auteur doet op vaak langdradige wijze verslag van zijn bevindingen met de vrucht: 'De wortel van de ananasplant splitst zich zeer zelden en heeft een variabele lengte die kan uitgroeien tot twee meter. Ze draagt heel dicht bij elkaar kleine haarwortels met een lengte van ten hoogste 5 cm en haar oppervlakte is bedekt met haren of zeer kleine zuignapjes.' En over het kweken schrijft hij: 'In het oude systeem werd de ontwikkeling van de planten nog meer vertraagd doordat ze bijna uitsluitend in potten werden gekweekt en ze bijna ieder jaar een operatie moesten ondergaan die werd aangeduid als het in de blote billen zetten van de ananassen.´
Het is wonderlijk dat velen zich aangetrokken voelden tot de grillige vormen en de zoete binnenkant van de ananas. Als ik hem bij de groenteman zie liggen blijf ik onwillekeurig even staan; de vrucht heeft met zijn stekels en schubben iets voorwereldlijks en herinnert me aan het ongetemde landschap uit de tijd der dinosaurussen.
Copyright Thera Coppens
ANANAS, een zoete historie verschenen in Nouveau juli 2005
Met dank aan: Teylersmuseum Haarlem, Archief Twickel, Hanneke Adriaans.